Vc 2000
Vc 2000 C2/4.2.4. Nadere uitwerking
Uit de verklaringen van de betrokkene moet zoveel mogelijk
blijken dan wel aannemelijk zijn dat van hem in redelijkheid niet kan worden
verwacht terug te keren naar het land van herkomst. Niet het trauma, maar de
gestelde gebeurtenis dient aannemelijk te worden gemaakt. Het enkele feit dat
op grond van een medische verklaring een PTSS is vastgesteld, is niet voldoende
voor de verlening van een verblijfsvergunning op grond van het
traumatabeleid.
De handelingen moeten zijn verricht van overheidswege, door
politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het
land van herkomst of een deel daarvan, of door groeperingen waartegen de
overheid niet in staat of niet willens is bescherming te bieden. Bij de
beoordeling van de asielaanvraag wordt niet onderzocht en beoordeeld of de
specifieke daders van de betreffende gebeurtenis onbestraft zijn gebleven, maar
of daders van deze handelingen in het algemeen worden bestraft in het land van
herkomst. Dit kan onder meer blijken uit het bestaan van een doeltreffend
systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing.
De beoordeling van het asielrelaas geschiedt voorts op de
gebruikelijke wijze ten aanzien van de geloofwaardigheid en aannemelijkheid
daarvan. De verklaringen van betrokkene worden dan ook getoetst aan het gehele
asielrelaas en aan de informatie die bekend is over de situatie en de gangbare
praktijken in het land van herkomst. Daarbij geldt dat naarmate de gebeurtenis
later in de procedure (in het beroepschrift, ter zitting of in hoger beroep) is
aangedragen, de aannemelijkheid daarvan eerder in het geding is. De betrokkene
zal opheldering moeten verschaffen over de vraag waarom deze - ingrijpende -
gebeurtenis niet eerder is aangevoerd. Evenwel wordt ten aanzien van de vraag
of het asielrelaas consistent is, rekening gehouden met de geestelijke
gesteldheid van de betrokkene in het licht van het traumatabeleid. Een
gedetailleerd asielrelaas omtrent de gebeurtenissen die traumatiserend zijn
geweest, kan, hoewel het asielrelaas niet volledig consistent is, wel
geloofwaardig zijn in het licht van het algehele asielrelaas en hetgeen over
het algemeen bekend is over de situatie in het land van herkomst.
Naast bovengenoemde beleidsvoorwaarden voor verlening kan
ook in het kader van het traumatabeleid een vestigingsalternatief worden
tegengeworpen (zie C4/2.3). Daarbij moet het vestigingsalternatief zien op het
feitelijke doel van het traumatabeleid, in de zin dat aangenomen kan worden dat
de vreemdeling zich in het vestigingsalternatief beschermd weet tegen de
confrontatie met de ongestraft gebleven daders.
Als de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden door toedoen
van de centrale overheid is in het kader van het traumatabeleid in beginsel
geen plaats voor tegenwerping van een vestigingsalternatief. Dit alternatief
wordt wel tegengeworpen als de feitelijke (regionale) machthebbers of
groepering die de gebeurtenissen hebben veroorzaakt in andere delen van het
land geen macht uitoefenen en de centrale overheid bescherming kan bieden.
De bescherming van de centrale overheid hoeft niet een
specifiek op de vreemdeling gericht handelen te zijn. Het is voldoende als de
positie en het handelen van de centrale overheid feitelijk voorkomt dat de
daders toegang hebben tot het vestigingsalternatief. De vereisten van C4/2.3.2,
onder a, b en c, zijn van overeenkomstige toepassing.
Aan het beoordelen van een asielaanvraag in het kader van
het traumatabeleid wordt in elk geval niet toegekomen als er sprake is van een
derdelandenexceptie en/of een contra-indicatie (zie C3). Dat wil niet zeggen
dat in alle overige gevallen de asielzoeker, die als gevolg van een
traumatische gebeurtenis zijn land van herkomst binnen zes maanden heeft
verlaten en die - voorafgaand aan zijn komst naar Nederland - in een derde land
heeft verbleven, zonder meer in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning
asiel voor bepaalde tijd. Dit verblijf in een derde land wordt in dat geval op
de volgende wijze bij de beoordeling van de asielaanvraag betrokken.
Als de asielzoeker het derde land pas later dan zes maanden
na zijn inreis aldaar heeft verlaten, wordt op dezelfde wijze als bij een
vertrek uit het land van herkomst verondersteld dat de asielzoeker zich in het
derde land heeft weten te handhaven en er geen reden was om dat land te
verlaten. Bij een vertrek later dan zes maanden na de inreis in het derde land
dient de asielzoeker aannemelijk te maken dat hij zich aldaar niet kon
handhaven. Wedertoelating tot het derde land speelt geen rol bij de
beoordeling: als terugkeer naar dat derde land niet mogelijk is dan zal
terugkeer naar het land van herkomst moeten plaatsvinden. Dit is immers ook het
geval indien de vreemdeling later dan zes maanden na de traumatische
gebeurtenis het land van herkomst heeft verlaten. In geen van beide gevallen is
er sprake van refoulement, aangezien de vreemdeling niet valt onder de
bescherming van het Vluchtelingenverdrag.
|
Vc 2013
C2/4.1 | 4.1 Artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c Vw, in redelijkheid kan terugkeer niet worden verlangd |
| |
| |
|
topVc 2013 Deel C - 2/ 4.1 Artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c Vw, in redelijkheid kan terugkeer niet worden verlangd
Algemeen
De IND verleent uitsluitend in de volgende gevallen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw indien:
de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden van het traumatabeleid;
er sprake is van bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard, anders dan traumata, die verband houden met de redenen van het vertrek uit het land van herkomst en verband houden met het asielrelaas;
de vreemdeling behoort tot een specifieke groep, die door de Minister is vastgesteld.
Traumatabeleid
Het traumatabeleid is alleen van toepassing op aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Het traumatabeleid biedt bescherming aan de vreemdeling die geconfronteerd is met een gebeurtenis waarvan de IND aanneemt dat die door de vreemdeling als traumatiserend wordt ervaren, terwijl als gevolg van de situatie in het land van herkomst kan worden aangenomen dat daders van deze mensenrechtenschendingen in het land van herkomst ongestraft blijven. In dat geval kan van de vreemdeling niet verlangd worden, dat de vreemdeling terugkeert naar het land van herkomst. De grondslag van het traumatabeleid is niet het (al dan niet medisch aangetoonde) trauma van de vreemdeling, maar de traumatische gebeurtenis in relatie tot de feitelijke situatie in het land van herkomst. Het betreft zowel traumatische ervaringen die zijn veroorzaakt door:
de autoriteiten van het land van herkomst;
door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan;
door groeperingen waartegen de overheid niet in staat of niet willens is bescherming te bieden.
Uitsluitend de volgende traumatische gebeurtenissen kunnen voor de IND aanleiding geven een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, op grond van het traumatabeleid, te verlenen:
de gewelddadige dood van naaste familieleden of huisgenoten van de vreemdeling;
de gewelddadige dood van andere verwanten of vrienden van de vreemdeling voor zover de vreemdeling aannemelijk maakt dat een hechte relatie bestond tussen de overledene en de vreemdeling;
substantiële niet-strafrechtelijke detentie van de vreemdeling;
marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van de vreemdeling;
het aanwezig zijn als getuige bij marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van naaste familieleden of huisgenoten van de vreemdeling;
het aanwezig zijn als getuige bij marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van andere verwanten of vrienden van de vreemdeling voor zover de vreemdeling aannemelijk maakt dat er een hechte relatie bestond tussen de verwant of vriend en de vreemdeling.
Voor de definitie van marteling wordt verwezen naar artikel 1 van het Anti-folterverdrag. De IND verstaat onder ernstige mishandeling het opzettelijk toebrengen van pijn en leed dat zwaar lichamelijk of geestelijk letsel tot gevolg heeft.
De IND beoordeelt de verklaringen van de vreemdeling op de gebruikelijke wijze ten aanzien van de geloofwaardigheid en aannemelijkheid (zie paragraaf C1/3 Vc). De IND houdt voor de beoordeling van de consistentie van de verklaringen rekening met de geestelijke gesteldheid van de vreemdeling. De IND volgt de vreemdeling in zijn verklaringen, die niet volledig consistent zijn, als:
sprake is van geloofwaardige verklaringen op andere onderdelen dan de traumatische gebeurtenis;
de verklaringen overeenkomen met de algemene informatie over de situatie in het land van herkomst. De vreemdeling onderbouwt zijn verklaringen zo mogelijk met documenten.
De IND verleent de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw, op grond van het traumatabeleid, aan de vreemdeling, die voldoet aan alle volgende voorwaarden:
de vreemdeling is geconfronteerd met een traumatische gebeurtenis in het land van herkomst, waarbij de daders van die gebeurtenissen in het land van herkomst niet bestraft worden;
de vreemdeling heeft aannemelijke verklaringen afgelegd over de traumatische gebeurtenis;
de vreemdeling heeft aannemelijk gemaakt dat de traumatische gebeurtenis aanleiding is geweest voor het vertrek uit het land van herkomst;
de IND verlangt niet dat de vreemdeling vanwege de traumatische gebeurtenis terugkeert naar het land van herkomst.
De IND onderzoekt of plegers van traumatische gebeurtenissen in het algemeen worden bestraft in het land van herkomst. Onder meer uit het bestaan van een doeltreffend systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing kan blijken of plegers van traumatische gebeurtenissen in het algemeen worden bestraft.
De IND verleent de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c ook, als wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:
er heeft een regimewisseling in het land van herkomst van de vreemdeling plaatsgevonden;
de vreemdeling heeft het land van herkomst binnen zes maanden na de traumatische gebeurtenis verlaten;
er wordt voldaan aan de overige voorwaarden van het traumatabeleid.
De omstandigheid dat een vreemdeling een medische verklaring over zijn trauma heeft overgelegd leidt niet tot verlening door de IND van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw. De vreemdeling moet zelf aannemelijk maken dat sprake is geweest van een traumatische gebeurtenis en dat die traumatische gebeurtenis de reden is geweest voor het vertrek uit het land van herkomst. De bewijslast hiervoor berust bij de vreemdeling. Het causale verband tussen traumatische gebeurtenis en de reden van vertrek wordt aangenomen, als de vreemdeling binnen zes maanden na de traumatische gebeurtenis het land van herkomst heeft verlaten.
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw, op grond van het traumatabeleid aan de vreemdeling die na een termijn van meer dan zes maanden na de traumatische gebeurtenis het land van herkomst heeft verlaten. De IND neemt dan aan dat de vreemdeling zich in het land van herkomst heeft kunnen handhaven en dat de traumatische gebeurtenis daarom niet in de weg staat aan terugkeer naar het land van herkomst. Uitzondering hierop is de situatie dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat de vreemdeling het land van herkomst buiten zijn schuld niet in staat is geweest om binnen de termijn van zes maanden te verlaten en er een verband is tussen de traumatische gebeurtenis en het vertrek uit het land van herkomst. De IND verleent geen verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw, op grond van het traumatabeleid, als in ieder geval de volgende situaties zich voordoen:
de vreemdeling heeft het land van herkomst na een termijn van meer dan zes maanden sinds de traumatische gebeurtenis verlaten;
nadien heeft een regimewisseling in het land van herkomst van de vreemdeling plaatsgevonden.
De voorwaarden met betrekking tot het traumatabeleid zijn van overeenkomstige toepassing als de
vreemdeling meer dan zes maanden na zijn vertrek uit het land van herkomst in een derde land heeft
verbleven. De vreemdeling moet in dat geval aannemelijk maken dat de vreemdeling zich in het derde
land niet kon handhaven.
De IND toetst niet of wedertoelating van de vreemdeling tot het derde land mogelijk is. Als terugkeer
naar het derde land niet mogelijk is dan zal terugkeer van de vreemdeling naar het land van herkomst
moeten plaatsvinden.
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid,
aanhef en onder c Vw, als sprake is van een vestigingsalternatief voor de vreemdeling (zie paragraaf
C2/6.1 Vc). Artikel 3.37c VV is van overeenkomstige toepassing.
De IND werpt het vestigingsalternatief ook tegen als de pleger van de traumatische gebeurtenissen in
andere delen van het land geen macht uitoefent en de centrale overheid bescherming kan bieden.
De IND past het vestigingsalternatief niet toe en verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde
tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw, als:
de vreemdeling in het gebied dat geldt als vestigingsalternatief voor de vreemdeling het risico loopt geconfronteerd te worden met de plegers van de traumatische gebeurtenis, omdat de autoriteiten in het land van herkomst de plegers van traumatische gebeurtenissen in het algemeen niet bestraft;
de traumatische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden door toedoen van de centrale autoriteiten, terwijl de centrale autoriteiten ook de macht uitoefenen in het gebied dat geldt als vestigingsalternatief voor de vreemdeling.
De vereisten van paragraaf C2/6.1 onder a, b en c, Vc (‘beschermingsalternatief’)zijn van overeenkomstige toepassing.
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw indien sprake is van:
de derdelandenexceptie als bedoeld in paragraaf C2/6.2.4 Vc en C2/6.2.5 Vc;
een contra-indicatie als bedoeld in paragraaf C2/5 Vc en C2/6 Vc.
Bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard
De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw aan de vreemdeling, van wie de terugkeer naar het land van herkomst niet wordt verland vanwege bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard, als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
de klemmende redenen van humanitaire aard houden verband met de redenen van vertrek;
de klemmende redenen van humanitaire aard houden verband met het asielrelaas.
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw in ieder geval in de volgende situaties, als de klemmende redenen van humanitaire aard:
betrekking hebben op hoge leeftijd of lichamelijke klachten van de vreemdeling;
betrekking hebben op de algemene humanitaire situatie in het land van herkomst;
zijn ontstaan na het vertrek van de vreemdeling uit het land van herkomst.
Er kan ook sprake zijn van bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard hebben,
als de IND in een individuele zaak het verblijfsalternatief aan de vreemdeling heeft tegengeworpen (zie
paragraaf C2/6.2.6 Vc).
De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid,
aanhef en onder c, Vw aan de vreemdeling die in het land van herkomst een verblijfsalternatief heeft,
als wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:
de individuele klemmende redenen van humanitaire aard hebben er toe geleid dat de vreemdeling niet in staat was naar het verblijfsalternatief te vertrekken;
de individuele klemmende redenen van humanitaire aard houden verband met de redenen van vertrek uit het gebied in het land van herkomst, waar de vreemdeling oorspronkelijk vandaan komt.
De IND beoordeelt deze voorwaarden in onderlinge samenhang.
De omstandigheid dat de de vreemdeling geen banden heeft met het verblijfsalternatief of er nooit heeft verbleven vormt geen reden voor de IND om de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw te verlenen.
De IND beoordeelt of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw wegens individuele klemmende redenen van humanitaire aard, nadat de IND heeft vastgesteld dat de vreemdeling in ieder geval niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van:
artikel 29 eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw;
artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw op grond van het traumatabeleid.
Specifieke groepen, in het landgebonden beleid aangewezen
De Minister kan in het beleid een specifieke groep aanwijzen die om andere redenen dan op grond van het traumatabeleid in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c, Vw. Verwezen wordt naar het landgebonden beleid, waarin het beleid per land is uitgewerkt.
|
top |
top |
|