Vc 2000
Vc 2000 A3/7.7.1.2. Ontheffing en termijnstelling
De Korpschef kan ontheffing van de meldplicht verlenen.
Voorts kan hij een andere meldingstermijn dan de wekelijkse aan de meldplicht
verbinden. Indien de Korpschef van mening is dat ontheffing niet langer gewenst
is, kan hij de ontheffing beéindigen. De vreemdeling dient steeds op hem
aangaande wijzigingen betreffende de meldplicht te worden gewezen.
Ten aanzien van asielzoekers geldt dat ontheffing van de
meldplicht gedurende het afwachten van de beslissing in eerste aanleg alleen
wordt verleend in overleg met de IND. Voorts zijn niet Amv's beneden de
leeftijd van twaalf jaar ontheven van de meldplicht.
Gezien de wenselijkheid van een uniforme, landelijke
toepassing gelden in beginsel de volgende aanwijzingen voor de Korpschef bij de
oplegging of ontheffing van de meldplicht. In bijzondere omstandigheden, te
beoordelen door de Korpschef, kan de Korpschef afwijken van het
onderstaande.
Aanleiding om ontheffing te verlenen bestaat in zijn
algemeenheid indien het de vreemdeling is toegestaan om de beslissing op zijn
aanvraag in eerste aanleg hier in Nederland af te wachten (uitzondering:
negatief advies en asielzoekers, zie hierna).
De gedachte hierachter is dat daar waar de directe nabijheid
van de vreemdeling minder noodzakelijk is (bijvoorbeeld voor het vragen van
nadere informatie voor de afhandeling van zijn aanvraag), een minder streng
toezichtsregime, met name met betrekking tot de meldplicht, kan worden
toegepast.
Aanleiding om een maandelijkse meldplicht op te leggen
bestaat in zijn algemeenheid:
- |
indien het de vreemdeling is toegestaan om een verzoek om
een voorlopige voorziening in Nederland af te wachten; en |
- |
indien de aanvraag in eerste aanleg niet is ingewilligd,
maar het de vreemdeling is toegestaan de beslissing op een eventueel bezwaar-
of beroepschrift in Nederland af te wachten. |
De gedachte hierachter is dat een zeker toezichtsregime met
betrekking tot de meldplicht wenselijk is, gezien de verwachting dat het de
vreemdeling uiteindelijk niet zal worden toegestaan in Nederland te blijven. In
verband met de bij bovengenoemde categorieén minder grote noodzaak om de
vreemdeling voortdurend nabij te hebben (bijvoorbeeld voor het vragen van
nadere informatie voor de afhandeling van zijn aanvraag), kan evenwel een
ruimere - lees maandelijkse - meldingstermijn worden gesteld.
Geen aanleiding om (nog langer) ontheffing te verlenen
bestaat in zijn algemeenheid indien;
- |
het aanvragen in eerste aanleg betreft waarover de
Korpschef niet inwilligend heeft geadviseerd; |
- |
daartoe mede uit het oogpunt van vreemdelingentoezicht
aanleiding bestaat (bijvoorbeeld openbare orde gevallen); |
- |
het de vreemdeling niet langer is toegestaan in Nederland
te verblijven. |
De meldplicht voor de laatstgenoemde categorie (definitieve
aanzegging tot vertrek) geldt zolang de finale vertrektermijn nog niet is
verstreken. Voor asielzoekers geldt daarbij evenwel het volgende: de
uitgeprocedeerde asielzoeker wordt, zolang de opvangvoorzieningen nog niet zijn
beéindigd, in het bezit gelaten van het W-document. Derhalve blijft voor een
dergelijke vreemdeling de wekelijkse meldplicht gelden zolang de
ontruimingsprocedure voortduurt.
|
Vc 2013
A2/10.3 | Meldplicht |
| |
| |
|
topVc 2013 - A2 / 10.3. Meldplicht
De Korpschef van de verblijfplaats van de vreemdeling informeert de vreemdeling na ondertekening van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, dat op hem, in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag, een meldplicht rust (zie artikel 54, eerste lid, onder f, Vw juncto artikel 4.51, eerste lid, onder b, Vb). De vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend, wordt een meldplicht opgelegd door gebruik te maken van het model M117-A. Het model M117-A dient ook als proces-verbaal van uitreiking van de meldplicht aan de vreemdeling.
Een onderdaan van de EU, EER of Zwitserland hoeft geen melding te maken van zijn aanwezigheid in Nederland. Een onderdaan van de EU, EER of Zwitserland moet zich in de vierde maand na binnenkomst in Nederland melden bij de IND voor de inschrijving in de vreemdelingenadministratie (zie paragraaf B10/2.5.2 Vc).
De Korpschef:
moet aan een vreemdeling een beschikking uitreiken als hij de vreemdeling een periodieke meldplicht oplegt; |
moet de vreemdeling wijzen op wijzigingen over zijn meldplicht; |
mag de ontheffing van de meldplicht beëindigen als ontheffing niet langer gewenst is; |
mag naar eigen oordeel afwijken van de instructies voor oplegging of ontheffing van de meldplicht. |
Bij de oplegging of ontheffing van de meldplicht gelden voor de Korpschef de volgende instructies.
De Korpschef verleent in ieder geval in de volgende situaties geen (of niet langer) ontheffing van de meldplicht aan de vreemdeling:
bij een aanvraag in eerste aanleg voor een verblijfsvergunning waarover de Korpschef niet inwilligend heeft geadviseerd; |
als voor het vreemdelingentoezicht ontheffing van de meldplicht niet (of niet langer) gewenst is; |
de vreemdeling niet langer in Nederland mag verblijven. Voor deze vreemdeling geldt de meldplicht zolang de finale vertrektermijn nog niet is verstreken. |
De Korpschef verleent aan een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend uitsluitend in de volgende situaties ontheffing van de meldplicht:
tijdens het afwachten van de beslissing in eerste aanleg van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in overleg met de IND; |
als de vreemdeling minderjarig is beneden de leeftijd van twaalf jaar en geen Amv is. |
Na afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft de vreemdeling tijdens de ontruimingsprocedure de plicht zich wekelijks te melden bij de Korpschef. De Korpschef laat de vreemdeling hiervoor in het bezit van het W-document.
De Korpschef vordert de vreemdeling aan wie een periodieke meldplicht is opgelegd en die zich twee achtereenvolgende keren niet heeft gehouden aan de periodieke meldplicht, om in persoon gegevens te verstrekken over de onttrekking aan de periodieke meldplicht. Als de vreemdeling niet reageert, mag de Korpschef concluderen dat de vreemdeling Nederland heeft verlaten of zich definitief aan het toezicht heeft onttrokken en meldt de vreemdeling af in de vreemdelingenadministratie.
Voor vreemdelingen die in een opvangvoorziening verblijven, laat de Korpschef een adrescontrole door de politie uitvoeren. De politie moet het daadwerkelijke vertrek van de vreemdeling vaststellen. De Korpschef mag concluderen dat de vreemdeling definitief is vertrokken als dat onomstotelijk vast is komen te staan. De Korpschef moet de IND en de DT&V over het (veronderstelde) vertrek van een vreemdeling informeren door middel van een model M100.
|
top |
top |
|