TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 A6/2.7. De duur

Conform artikel 59 Vw kan de maatregel, zoals bedoeld in artikel 6 Vw, niet langer dan zes maanden duren. De maatregel kan ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd indien:

  • de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting, of

  • de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.

    De maatregel en de duur daarvan zal, mede gelet op het bepaalde in artikel 94 Vw, binnen 42 dagen getoetst worden door de rechtbank. De rechtbank zal alsdan toetsen of de maatregel voldoet aan het gestelde doel en of de maatregel bij afweging van alle belangen gerechtvaardigd is.

    Verlengen van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw

    Indien redenen aanwezig zijn om de vrijheidsontnemende maatregel met maximaal 12 maanden te verlengen, dient de vreemdeling voor het verstrijken van de zes maanden hiervan schriftelijk op de hoogte te worden gesteld. De DT&V stelt dit besluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit. Tegen deze beslissing kan beroep worden ingesteld. Zie A6/6.2.1. Op deze termijnstelling is de Algemene Termijnenwet niet van toepassing. Uiteraard kan het tijdvak van vreemdelingenbewaring op grond van artikel 59, eerste lid Vw langer zijn dan 18 maanden indien de vreemdeling gedurende de bewaring rechtmatig verblijf gehad op één van de gronden genoemd in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b Vw. Uit artikel 59, vierde lid van de Vw volgt dat de termijn hierdoor - per doorlopen aanvraag - met maximaal vier weken ingeval het betreft een aanvraag als bedoedl in artikel 14 Vw betreft, of zes weken in geval het betreft een aanvraag als bedoeld in artikel 29 Vw.

    Gezinnen met minderjarige kinderen

    Indien een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw aan een gezin met minderjarige kinderen is opgelegd geldt een maximale duur van twee weken. Indien de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw is opgelegd en een asielaanvraag is ingediend, terwijl deze aanvraag binnen de algemene asielprocedure wordt afgedaan zal de vrijheidsontnemende maatregel kunnen worden toegepast gedurende de asielprocedure (zie C9/2.1.1.1 en 2.1.1.2 voor de toepassing van artikel 6 Vw gedurende de algemene asielprocedure). De maatregel kan dan voortduren tot uiterlijk twee weken gerekend vanaf het moment dat het gezin verwijderbaar is geworden. Ingeval er om een voorlopige voorziening is verzocht, waarvan de behandeling in Nederland mag worden afgewacht, betekent dit dat de maatregel mag voortduren tot uiterlijk twee weken nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het verzoek.

    De maximale termijn van de vrijheidsontneming mag slechts worden overschreden indien door toedoen van (één van) de gezinsleden een binnen de hier bedoelde termijn geplande uitzetting geen doorgang kan vinden. Hiervan is sprake indien de uitzetting niet mogelijk is gebleken door fysiek verzet van de vreemdeling dan wel indien de vreemdeling in bewaring een nieuwe procedure start met als kennelijk doel de uitzetting te belemmeren.

    Vc 2013
    A5/3.1Gronden voor vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw

    top

    Vc 2013 - A5 / 3.1. Gronden voor vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw

    Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat een gezin met één of meer minderjarigen binnen twee weken wordt uitgezet, mag aan een gezin met één of meer minderjarigen dat de toegang is geweigerd vrijheidsontneming op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw worden opgelegd.

    Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat het vertrek niet binnen twee weken wordt gerealiseerd wordt in beginsel volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, Vw.

    De ambtenaar belast met grensbewaking legt een vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw op bij beschikking model M19. De ambtenaar belast met grensbewaking moet een afschrift van de beschikking model M19 uitreiken aan de vreemdeling. De inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank moet in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld. Bij aanwijzing van een andere ruimte of plaats moet een nieuwe beschikking model M19 worden gemaakt waarbij de inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld.

    De ambtenaar belast met grensbewaking hoeft geen nieuwe beschikking model M19 te maken als tijdelijke overplaatsing van de vreemdeling nodig is om redenen die voortvloeien uit toepassing van de Vw. Ook het vervoer naar de aangewezen ruimte of plaats valt onder beschikking model M19.

    Als er redenen zijn om de vrijheidsontnemende maatregel met maximaal twaalf maanden te verlengen, moet de vreemdeling voor het verstrijken van de maximale bewaringsduur van zes maanden schriftelijk op de hoogte worden gesteld van dit besluit. De DT&V maakt het verlengingsbesluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit.

    Voor het opheffen van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw, moet de ambtenaar belast met de grensbewaking gebruik maken van Model M113. Van model M113 moet altijd:

  • het origineel van dit formulier in het archief worden opgeborgen en een afschrift wordt aan de vreemdeling uitgereikt;

  • een kopie worden verzonden naar de IND en de DT&V.

  • Voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 6, eerste lid, Vw geldt geen regime.

    top
    top