Vc 2000
Vc 2000 A1/2. BevoegdhedenDe Minister voor I&A is verantwoordelijk voor de uitvoering van de vreemdelingenwetgeving. Daar waar in deze circulaire wordt verwezen naar de verantwoordelijke bewindspersoon zal deze worden aangeduid als "de Minister". De Minister heeft zijn bevoegdheden met betrekking tot de coördinatie, regie en de uitvoering van het gezag binnen de vreemdelingenketen gemandateerd aan de Secretaris-Generaal, die dit op zijn beurt heeft doorgemandateerd aan de Directeur-Generaal Vreemdelingenzaken. Laatstgenoemde geeft op grond van artikel 48 Vw namens de Minister aanwijzingen aan de uitvoeringsorganisaties, inclusief aanwijzingen omtrent de behandeling van individuen en bijzondere groepen. In spoedeisende individuele gevallen ligt deze aanwijzingsbevoegdheid bij het Hoofd van de IND teneinde een effectief optreden mogelijk te maken, voor zover dit niet ligt op het terrein van vertrek en uitzetting. De aanwijzingsbevoegdheid ligt waar het gaat om vertrek en uitzetting in spoedeisende individuele gevallen bij de Directeur van de DT&V. Voorts is het geven van een bijzondere aanwijzing in het geval van een voorgenomen toegangsweigering aan een vreemdeling die asiel aanvraagt (zie artikel 3, derde lid, Vw) of een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland (zie artikel 8.8, tweede lid, Vb) een bevoegdheid die aan het Hoofd van de IND is doorgemandateerd. Tevens is de uitvoering van de Vw gemandateerd aan het Hoofd van de IND, voor zover dit ligt op het terrein van toelating. Deze mandatering ziet onder meer op het nemen van beslissingen op toelatingsaanvragen. De uitvoering van de Vw op het terrein van vertrek en uitzetting is gemandateerd aan de Directeur DT&V. Zie voor de uitwerking van de mandatering binnen het Ministerie van Justitie de Regeling van de Minister van Justitie van 12 mei 2005, nr. 5332529/05/DP&O (Stcrt. d.d. 24 mei 2005, nr. 97), de Regeling van de Minister van Justitie van 12 mei 2005, nr. 5295095/04/DP&O (Stcrt. d.d. 24 mei 2005 nr. 97) en het besluit van het Hoofd van de IND van 24 juni 2005, nr. INDUIT05-4081 (AUB) (Stcrt. d.d. 18 juli 2005, nr. 136). De Minister van BuZa is, op grond van het Soeverein Besluit 1813, bevoegd tot visumverlening. Het Hoofd van de IND is tevens Hoofd van de Visadienst en als onbezoldigd ambtenaar van BuZa gemandateerd om namens de Minister van BuZa te beslissen op visumaanvragen en mvv's. Voorts zijn ingevolge de Vw aan de Korpschef en de Commandant der KMar bevoegdheden toegekend en taken opgedragen op het gebied van:
In hoofdstuk 4 Vw is vastgelegd dat de Korpschef en de Commandant der KMar hun bevoegdheden en taken niet uitoefenen naar eigen beleidsinzicht, maar met inachtneming van de (algemene en bijzondere) aanwijzingen van de Minister (zie ook hoofdstuk 4 Vb). |
Vc 2013
|