Vc 2000
Vc 2000 A2/4.3.1. AlgemeenRegels met betrekking tot procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden, zijn neergelegd in de Visumcode. Naast de Visumcode is een handleiding voor de behandeling van visumaanvragen en de wijziging van afgegeven visa vastgesteld (verder aangeduid met Praktisch Handboek), dat aanwijzingen en voorbeelden bevat betreffende de praktische toepassing van de Visumcode. Het Praktisch Handboek bevat verder een lijst met bijlagen, die een uniforme toepassing van de Visumcode binnen de lidstaten zal helpen borgen. De bijlagen bij het Praktisch Handboek bevatten onder andere (niet-limitatief):
Bijzondere regels ten aanzien van de behandeling van visumaanvragen kunnen gelden op grond van een visumfacilitatieovereenkomst, welke is afgesloten tussen de EU en een derde land. Een visumfacilitatieovereenkomst vergemakkelijkt de afgifte van visa voor kort verblijf aan onderdanen van derde landen, op basis van wederkerigheid. Indien de vreemdeling langer dan drie maanden in Nederland wenst te verblijven en mvv-plichtig is, dient hij een D-visum (een mvv) aan te vragen (zie B1/1). Vrijstelling van de visumplichtVerordening 539/2001 bepaalt welke onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen in het bezit dienen te zijn van een visum en welke onderdanen van derde landen van de visumplicht zijn vrijgesteld. Voorts is in Bijlage IV van de Visumcode een gemeenschappelijke lijst van onderdanen van derde landen vastgesteld, die in het bezit dienen te zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van lidstaten reizen. Naast deze gemeenschappelijke lijst is er ook een lijst van onderdanen van derde landen die door één of meer Schengenlidstaten aan de luchthaventransitvisumplicht zijn onderworpen (Bijlage 7B Praktisch Handboek). Op grond van artikel 1 van Verordening 539/2001 zijn in ieder geval van de visumplicht vrijgesteld houders van een reisdocument dat is afgegeven door een lidstaat van de EU aan vluchtelingen, staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die rechtmatig verblijf hebben in die lidstaat. Voorts zijn houders van een geldig, door een Schengenlidstaat afgegeven (verblijfs)document, vrijgesteld van de visumplicht (zie artikel 21 SUO). In artikel 4 van Verordening 539/2001 is bepaald dat lidstaten in bepaalde gevallen een uitzondering kunnen maken op de visumplicht of de vrijstelling van de visumplicht die uit de Verordening voortvloeit. Dat geldt onder andere voor houders van diplomatieke paspoorten, dienst- of officiéle paspoorten en speciale paspoorten, voor civiele vliegtuig- en scheepsbemanningen, voor bepaalde groepen scholieren of personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen. De uitzonderingen op de visumplicht die op grond van artikel 4 van Verordening 539/2001 door de Benelux-landen of Nederland worden gehanteerd, zijn vermeld in de bijlagen bij het Praktisch Handboek behorend bij de Visumcode. In aanvulling op bovenstaande kan een vreemdeling op grond van een visumfacilitatieovereenkomst worden vrijgesteld van de visumplicht. Veelal geldt dit voor houders van diplomatieke paspoorten. In artikel 2.4 Vb zijn bepalingen opgenomen over de omstandigheden waaronder (transit)passagiers van vliegtuigen, zonder in het bezit te zijn van het vereiste visum, toegang kan worden verleend (zie A2/6.2.6). Tot slot, zoals is neergelegd in artikel 8.9 Vb, zijn personen die normaal gesproken visumplichtig zijn vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij een familielid zijn als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb van een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland die zijn recht inzake vrij verkeer uitoefent. Hierbij geldt als voorwaarde dat zij in het bezit moeten zijn van een geldige verblijfskaart afgegeven door één van de EU-/EER-landen of Zwitserland en samen reizen dan wel zich voegen bij de betreffende EU-onderdaan. (Hier wordt gedoeld op het document vermeld in artikel 10 van Richtlijn 2004/38 van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.) |
Vc 2013
|