Vc 2000
Vc 2000 A2/7.1.5. TerugvoerplichtDe vervoerder heeft de verplichting om een vreemdeling die hij naar Nederland heeft vervoerd en aan wie de toegang tot het Schengengebied is geweigerd terug te brengen naar een plaats buiten Nederland (zie artikel 26 SUO en artikel 5 juncto artikel 65 Vw). Blijkens de toelichting bij artikel 5 Vw dient de vervoerder een vreemdeling aan wie de toegang tot het Schengengebied is geweigerd, terug te brengen naar het derde land van waaruit hij werd aangevoerd, dan wel te vervoeren naar het derde land dat het document voor grensoverschrijding waarmee de vreemdeling heeft gereisd heeft afgegeven, of naar ieder derde land waar zijn toelating is gewaarborgd. Ingevolge artikel 65, eerste lid, Vw is deze terugvoerplicht van toepassing op de vreemdeling die Nederland onmiddellijk dient te verlaten dan wel die binnen zes maanden na binnenkomst met het oog op uitzetting is aangehouden. Voor de vaststelling van de termijn van zes maanden is beslissend het tijdstip van staande houden. De plaatsing van de vreemdeling aan boord van een schip of vliegtuig dat bij dezelfde vervoersonderneming in gebruik is, kan eventueel ook op een later tijdstip plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren indien de vreemdeling kort voor het verstrijken van bedoelde termijn wordt aangetroffen. De terugvoerplicht is niet alleen van toepassing op vreemdelingen aan wie bij binnenkomst aanstonds de toegang is geweigerd, maar ook op vreemdelingen - bijvoorbeeld bemanningsleden van schepen of transitpassagiers van vliegtuigen - aan wie aanvankelijk toegang is verleend maar die op illegale wijze zijn achtergebleven. De terugvoerplicht geldt niet alleen bij weigeringen van vreemdelingen die niet beschikken over (de juiste) documenten voor grensoverschrijding, maar ook bij weigeringen op basis van één van de andere gronden van artikel 5 SGC, zoals het niet beschikken over voldoende middelen van bestaan of het vormen van een gevaar voor de openbare orde en nationale veiligheid. In artikel 65, tweede lid, Vw is opgenomen dat de vervoersonderneming op aanwijzing van de ambtenaar belast met de grensbewaking de vreemdeling vervoert naar een plaats buiten Nederland en daartoe zo nodig een ander middel voor terugbrenging vindt. Hiervoor worden 'removal orders' gehanteerd (zie M30 en het voor de luchtvaart soortgelijke model als bedoeld in Hoofdstuk 5 van Annex 9 bij het Verdrag van Chicago). Om het terugvoeren naar een plaats buiten Nederland door de vervoerder te faciliteren, wordt indien nodig door de ambtenaar belast met de grensbewaking gebruik gemaakt van de daarvoor in internationaal verband gehanteerde attesten, bedoeld voor de met immigratie/grensbewaking belaste autoriteiten in het land van bestemming (zie Appendix 9, onder 1 en 2, van de Annex 9 bij het Verdrag van Chicago). Gedurende de gehele periode, vanaf het moment dat aan de vervoerder de aanwijzing is gegeven de vreemdeling terug te brengen naar een plaats buiten Nederland tot aan het moment dat de vreemdeling door de vervoersonderneming daadwerkelijk naar een plaats buiten Nederland, wordt gevoerd, is de vervoerder verantwoordelijk voor de vreemdeling. Dit betekent allereerst dat de vervoerder verantwoordelijk is voor de zorg van een vreemdeling wanneer deze bijvoorbeeld in de internationale lounge van de luchthaven verblijft in afwachting van zijn vertrek. Het betekent voorts dat alle kosten die door de overheid worden gemaakt en voortkomen uit het (feitelijk) verblijf van de vreemdeling in Nederland, ook ten laste kunnen komen van de vervoerder (zie A2/7.1.7). Indien nodig, kan door de ambtenaar belast met de grensbewaking of de ambtenaar belast met het vreemdelingentoezicht aan de vreemdeling die zal worden teruggevoerd een vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd. VerstekelingenIn afwachting van het daadwerkelijke vertrek van de verstekeling blijft de verantwoordelijkheid voor de verstekeling bij de vervoerder liggen. In overleg met de vervoerder kan de ambtenaar belast met de grensbewaking evenwel besluiten de verstekeling tijdelijk van boord te halen en de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw op te leggen (zie model M19 en model M118). De vervoerder blijft echter gehouden de verstekeling zo snel als mogelijk te laten vertrekken van het Nederlands grondgebied. De vervoerder wordt tijdig geïnformeerd omtrent de plaatsing aan boord van de verstekeling ter uitvoering van zijn verplichting. In plaats van terugplaatsing aan boord kan de verstekeling, eveneens op kosten van de vervoerder, op een andere wijze worden terugvervoerd naar het land waar hij aan boord is gegaan, dan wel worden vervoerd naar het derde land dat het document voor grensoverschrijding waarmee de vreemdeling heeft gereisd, heeft afgegeven, of een ander land waar zijn toelating is gewaarborgd. Een dergelijke wijze van terugvervoeren is alleen mogelijk als deze praktisch uitvoerbaar is. Hiertoe dient de verstekeling in beginsel voldoende gedocumenteerd te zijn. Indien dit niet het geval is, dient de identiteit en/ of nationaliteit vastgesteld te worden en aan de verstekeling een vervangend reisdocument te worden verstrekt door de diplomatieke/ consulaire vertegenwoordiging van het land van bestemming. De vaststelling van de nationaliteit en identiteit en de afgifte van de vervangende reisdocumenten dient te geschieden alvorens het schip waarmee de verstekeling is aangevoerd de haven heeft verlaten. De uitvoering van de terugvoerverplichting op deze wijze mag evenwel niet ten koste gaan van een unieke verwijdermogelijkheid. Gezagvoerders van zeeschepen kunnen zich niet onttrekken aan hun verplichtingen als bedoeld in artikel 65, derde lid, Vw, door een beroep te doen op artikel 371a Wetboek van Koophandel. In dat artikel is onder meer sprake van een bevoegdheid van de kapitein om een verstekeling bij de eerste gelegenheid die zich voordoet van boord te verwijderen. Onder 'gelegenheid' dient hier namelijk te worden verstaan een wettelijk geoorloofde gelegenheid, dat wil zeggen het van boord zetten van een vreemdeling mag slechts plaatsvinden na verkregen toestemming van de bevoegde autoriteiten. Evenmin kan de kapitein zich zonder meer onttrekken aan terugplaatsing van de verstekeling aan boord, door een beroep te doen op voorschrift 8 Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee. In geval de kapitein zich op dit voorschrift beroept, dienen de omstandigheden waarop hij zich beroept door de ambtenaar belast met de grensbewaking te worden beoordeeld en te worden afgewogen tegen het belang van terugplaatsing van de verstekeling aan boord. Vreemdelingen met een vluchtrelaasIndien de vervoerder bij een controle constateert dat hij te maken heeft met een vreemdeling die niet of niet juist is gedocumenteerd, dient hij deze in principe niet te vervoeren. Indien de vreemdeling stelt dat zijn leven in het land van waar hij op dat moment wil vertrekken in direct gevaar is, kan de vervoerder de vreemdeling niet naar de Nederlandse vertegenwoordiging zenden om aldaar een aanvraag voor een mvv met als doel 'asiel' in te dienen. Indien de vervoerder in deze situatie overweegt de vreemdeling te vervoeren, dient de vervoerder contact op te nemen met de IND. Het Hoofd van de IND bepaalt dan of de betrokken vreemdeling, ook al is hij niet in het bezit van de juiste reisdocumenten, naar Nederland mag worden gebracht. Als een vervoerder een niet of niet juist gedocumenteerde vreemdeling naar Nederlands grondgebied heeft vervoerd, maar dit heeft gedaan met instemming van de betreffende ambtenaar, geldt geen terugvoerplicht en wordt geen proces-verbaal opgemaakt ter zake van vermoedelijke overtreding van artikel 4 Vw. Wel dient de vervoerder de feiten en omstandigheden zoals hij die daarbij heeft voorgelegd, deugdelijk schriftelijk vast te leggen. |
Vc 2013
|