Als de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid is tenminste een van de volgende besluiten mogelijk:
de vertrektermijn voor de vreemdeling wordt op grond van artikel 62, lid 2 Vw verkort; |
de vreemdeling moet Nederland onmiddellijk verlaten. |
Als gevaar voor de openbare orde wordt hier aangemerkt iedere verdenking of veroordeling ter zake van een misdrijf. Ook het aanvaarden van een transactie ter zake van een misdrijf wordt aangemerkt als een gevaar voor de openbare orde. De Korpschef moet een verdenking van een misdrijf gepleegd door een vreemdeling bevestigen.
Een risico dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken wordt aangenomen als tenminste twee van de feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 5.1b Vb op de vreemdeling van toepassing zijn.
Als de IND, KMar of politie besluit om de vertrektermijn aan de vreemdeling te onthouden moet altijd in het besluit worden toegelicht waaruit blijkt dat aannemelijk is dat het risico op onttrekken aan het toezicht zich voordoet. De feiten of omstandigheden zoals genoemd onder artikel 5.1b, eerste lid, onder a, c, d, f, g, h, m Vb brengen naar hun aard direct een risico op onttrekken aan toezicht met zich mee. Ook dan geldt dat zich twee gronden moeten voordoen.
Een risico dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken wordt in beginsel niet aangenomen bij de eerste aanvraag van de vreemdeling voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
In alle volgende situaties wordt een risico dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken bij de eerste aanvraag van de vreemdeling voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wel tegengeworpen:
als het een grensgeweigerde vreemdeling betreft; |
als de vreemdeling in bewaring is gesteld; |
als de vreemdeling zich niet direct heeft gemeld voor het indienen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; |
als tegen de vreemdeling eerder een terugkeerbesluit is uitgevaardigd. |
Bij de uitleg van voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 5.1b, lid 1 onder j, Vb wordt aangesloten bij de bestaande invulling van dit begrip in artikel 3.74 Vb en paragraaf B1/4.3.3 Vc.
Het is niet mogelijk de vreemdeling de vertrektermijn te onthouden wegens kennelijke ongegrondheid van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning.
De vreemdeling krijgt door het indienen of het inwilligen van een verzoek om een verlenging van de vrijwillige vertrektermijn geen rechtmatig verblijf in Nederland. De DT&V mag bij de inwilliging van het verzoek om verlenging van de vrijwillige vertrektermijn niet tot uitzetting overgaan totdat de verlengde vertrektermijn is verstreken. De vreemdeling heeft de plicht gedurende de verlengde vertrektermijn zelfstandig aan zijn vertrek te werken.
Een vreemdeling kan een verzoek voor verlenging van de vrijwillige vertrektermijn uitsluitend op een van de volgende manieren indienen:
persoonlijk bij één van de loketten van de IND; |
schriftelijk tijdens vertrekgesprekken met de ambtenaar van de DT&V. De ambtenaar van de DT&V moet het verzoek voor verlenging van de vrijwillige vertrektermijn doorsturen naar de IND. |
Om het besluit over de verlenging te nemen, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid om feiten en omstandigheden naar voren te brengen die aan het verzoek ten grondslag liggen. De IND biedt geen afzonderlijk herstel verzuim bieden en geeft onmiddellijk een beschikking.