Vc 2000
Vc 2000 A4/6.8. Overdracht aan het voor het asielverzoek verantwoordelijke landIndien in het kader van de Verordening 343/2003 een claim is gehonoreerd en het asielverzoek derhalve op grond van artikel 30, eerste lid onder a, Vw wordt afgewezen, wordt de beschikking zo spoedig mogelijk aan de vreemdeling uitgereikt en wordt hem mededeling gedaan door welk land zijn asielverzoek zal worden behandeld. Voorts wordt hem meegedeeld dat hij krachtens de Verordening 343/2003 en met inachtneming van de nationale regelgeving zal worden overgedragen. Aan de vreemdeling wordt in overeenstemming met hetgeen is gesteld in artikel 19, derde lid en artikel 20, eerste lid, onder d, Verordening 343/2003, zodra hierover meer bekend is, de datum van overdracht bekend gemaakt. Op grond van artikel 19, derde lid, of artikel 20, eerste lid, onder d, Verordening 343/2003 wordt de vreemdeling, zodra het praktisch mogelijk is en uiterlijk binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het verzoek of vanaf de beslissing op het beroep of op het verzoek tot herziening - wanneer dit opschortende werking heeft - overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat. Indien de overdracht niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, berust de verantwoordelijkheid bij de lidstaat waar het asielverzoek is ingediend. Ingevolge artikel 19, vierde lid, of artikel 20, tweede lid, Verordening 343/2003 kan de termijn tot overdacht tot maximaal één jaar worden verlengd indien de overdracht wegens detentie niet binnen de gestelde termijn kon worden uitgevoerd. De termijn tot overdracht kan tot maximaal 18 maanden worden verlengd indien de overdracht niet binnen de gestelde termijn kon worden uitgevoerd wegens onderduiking van de asielzoeker. De DT&V dient derhalve de overdracht zo spoedig mogelijk en bij voorkeur binnen deze termijn van zes maanden te regelen. Het feit dat een eventuele overdracht nog niet rond is, doet geen (verlengd) recht op opvang ontstaan. De vreemdeling is na een geaccordeerd verzoek immers op de hoogte welke lidstaat zijn asielverzoek in behandeling neemt en kan een beroep doen op de daar geldende faciliteiten. De regeling voor inbewaringstelling van artikel 59 Vw is van toepassing (zie A6/5.3.3.6). Nederland heeft internationaal de verplichting er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de asielzoeker zich niet zal onttrekken aan de overdracht. De Commandant der KMar en/of de DT&V beoordeelt daarom of de asielzoeker zich zelfstandig of begeleid naar het land van bestemming dient te begeven. De IND heeft hierin een adviserende rol. Vaak blijkt ook uit het geaccordeerde verzoek of begeleide overdracht gewenst is. Aan de asielzoeker wordt verstrekt:
Naar het land van bestemming wordt gezonden:
Alle originele documenten worden aan het ontvangende land ter hand gesteld door tussenkomst van de autoriteit die de feitelijke uitvoering geeft aan de overdracht. Indien de vreemdeling per vliegtuig reist, worden de documenten in een envelop afgegeven aan de gezagvoerder van het vliegtuig die ze overhandigt aan de grensbewakingsautoriteiten van het ontvangende land. De plaats waar de asielzoeker zich in het land van bestemming dient te melden, wordt vermeld op het laissez-passer. Het betreft hier veelal de locatie waar de feitelijke overdracht plaatsvindt. Op de kennisgeving van overdracht wordt het land van bestemming aangegeven. |
Vc 2013
|