Vc 2000
Vc 2000 A4/7.2.1. Beroep op artikel 64 VwEen beroep op artikel 64 Vw is, gelet op artikel 1:3 Awb, een aanvraag in de zin van de Awb. De aanvraag wordt, met uitzondering van de procedure beschreven in A4/7.2.1.1, schriftelijk gedaan bij de IND en dient steeds onderbouwd te zijn met alle gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beoordeling van de vraag of de uitzetting gelet op de gezondheid van betrokkene kan worden geéffectueerd. Vreemdelingen die een verzoek om toepassing van artikel 64 Vw willen indienen en nog niet bekend zijn bij de IND of eerder met onbekende bestemming zijn vertrokken, worden verzocht contact op te nemen met de IND over de te volgen procedure. Deze vreemdelingen zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek om toepassing van artikel 64 Vw in persoon aan het IND-loket in te dienen. In het geval er reeds een schriftelijke aanvraag is ingediend, zal de vreemdeling worden verzocht zijn aanvraag aan het IND-loket aan te vullen door het aldaar laten vaststellen van zijn verblijfplaats in Nederland. De vraag of op grond van artikel 64 Vw uitzetting achterwege moet blijven, kan zich niet eerder voordoen dan vanaf het moment waarop de rechtsplicht ontstaat Nederland te verlaten. Derhalve kan het uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw zich niet voordoen zolang niet is gebleken van verblijf in Nederland. Het niet in persoon aan het IND-loket verschijnen kan derhalve reden zijn om het verzoek af te wijzen. Het beroep op artikel 64 Vw moet de vreemdeling in ieder geval onderbouwen met:
Het bewijs omtrent de medische situatie vreemdeling mag op het moment van overleggen niet ouder zijn dan een maand. Met uitsluitend mededelingen van de vreemdeling zelf wordt in beginsel geen genoegen genomen. Dit is slechts anders indien bij de DT&V of bij de ambtenaar belast met de uitzetting, dan wel ontruiming, reeds aanstonds en wegens concrete aanwijzingen het vermoeden rijst dat de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen. In dat geval zal de ambtenaar belast met de uitzetting dan wel de DT&V ook zonder nadere onderbouwing van het beroep op artikel 64 Vw zich ervan moeten vergewissen of de uitzetting achterwege moet blijven en hiertoe bij de IND een onderzoek (laten) instellen. In de meeste gevallen zal de medisch adviseur van het BMA door de IND om een advies worden gevraagd (zie B8/3). Indien er geen medische stukken ter onderbouwing van de aanvraag worden ingediend en een ingevulde toestemmingsverklaring (zie model M39-A) ontbreekt, wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld binnen een redelijke termijn de aanvraag aan te vullen en dit verzuim te herstellen. Indien de vreemdeling hier niet aan voldoet, kan de aanvraag worden afgewezen. De redelijke termijn voor het indienen van de ontbrekende, relevante medische stukken bedraagt in beginsel een week, maar kan korter zijn in het geval de uitzetting op (zeer) korte termijn gepland is. Indien de vreemdeling zich wendt tot de DT&V, de vreemdelingenpolitie, ZHP, KMar of het COA, wordt de aanvraag om toepassing van artikel 64 Vw doorgezonden aan de IND. Beslistermijn
Een beroep op artikel 64 Vw kent geen wettelijke beslistermijn in de Vw. Daarom is artikel 4:13 tweede lid Awb van toepassing, waaruit volgt dat dient te worden beslist binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Deze redelijke termijn is in ieder geval na 8 weken verstreken. Ingevolge artikel 4:14 derde lid Awb kan deze beslistermijn eenmalig worden verlengd met een concreet benoemde termijn. Deze verlenging moet gezien de omstandigheden redelijk zijn. De verlenging van de beslistermijn is in deze gevallen in ieder geval redelijk omdat een medisch adviseur van BMA onderzoek bij derden moet doen naar de medische problematiek van de vreemdeling. Gelet hierop is een verlenging van de beslistermijn met 13 weken redelijk. Aan de vreemdeling wordt bekendgemaakt binnen welke termijn een beslissing op het verzoek om toepassing van artikel 64 Vw kan worden verwacht. De verlenging van de beslistermijn op basis van artikel 4.14 derde lid Awb staat los van opschorten van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:5 juncto artikel 4:15 Awb. |
Vc 2013
|