TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 A4/7.5.1. Algemeen

Tegen de vaststelling dat de uitzetting niet achterwege blijft, staan op grond van artikel 72 Vw rechtsmiddelen open, namelijk het indienen van een bezwaarschrift bij de IND. Het indienen van een bezwaarschrift schort de vertrekplicht, uitzetting of eventuele beéindiging van de voorzieningen niet op.

De behandeling van een eerste, tijdig ingediend verzoek om een voorlopige voorziening mag in beginsel in Nederland worden afgewacht. Een verzoek om een voorlopige voorziening dient binnen 24 uur te zijn ingediend. Het indienen van dit verzoek levert geen rechtmatig verblijf op ingevolge artikel 8 Vw en betekent evenmin dat de vreemdeling aanspraak maakt op de verstrekkingen ingevolge de Rva. De behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening mag niet hier te lande worden afgewacht indien redenen van openbare orde of nationale veiligheid zich daartegen verzetten of het gevaar bestaat dat de mogelijkheid van terugkeer naar het land van herkomst verloren zou gaan.

De behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening mag evenmin worden afgewacht indien er duidelijk sprake is van een poging van de vreemdeling om de uitzetting te frustreren. Hieronder wordt verstaan het aanspannen van (vervolg)procedures ten tijde van de op handen zijnde uitzetting, terwijl er geen medische indicaties bestaan waaruit zou moeten blijken dat de vreemdeling niet in staat zou zijn om te reizen. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om een verzoek om een voorlopige voorziening dat is ingediend naar aanleiding van een afgewezen aanvraag ingevolge artikel 64 Vw die redelijkerwijs veel eerder had kunnen en moeten worden ingediend. Het gaat hier om zaken waarbij de vreemdeling zich eerst op het moment dat de daadwerkelijke uitzetting dreigt, beroept op een bij hem lang bestaand medisch feit waarvan niet is vastgesteld dat het een beletsel is voor de uitzetting.

De vaststelling of er sprake is van het frustreren van de uitzetting dient plaats te vinden aan de hand van alle individuele omstandigheden van de zaak. De DT&V zal derhalve steeds per geval moeten beoordelen of het de vreemdeling te doen is de geplande uitzetting te frustreren of dat de behandeling van het verzoek in Nederland mag worden afgewacht. De DT&V dient hierover aan de IND een advies uit te brengen, waaraan door de IND bij de besluitvorming zwaarwegende betekenis wordt gegeven.

In geval dat wordt geoordeeld dat de behandeling van het eerste, tijdig ingediende verzoek om een voorlopige voorziening niet in Nederland mag worden afgewacht, wordt de vreemdeling of zijn raadsman hiervan aanstonds in beginsel schriftelijk op de hoogte gebracht. Uiteraard is het aan de rechtbank om te beoordelen of de uitzetting doorgang vindt, dan wel dat er door middel van een spoedprocedure op het verzoek van de vreemdeling zal worden beslist.

Vc 2013
A3/7Geen uitzetting om gezondheidsredenen

top

Vc 2013 - A3 / 7. Geen uitzetting om gezondheidsredenen

De uitzetting blijft op grond van artikel 64 Vw achterwege als BMA aangeeft dat aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van één van zijn gezinsleden is het niet verantwoord om te reizen;

  • de stopzetting van de medische behandeling doet een medische noodsituatie ontstaan en de medische behandeling van de medische klachten kan niet plaatsvinden in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken.

  • Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling (zie paragraaf B8/3.4 Vc).

    Als gezinsleden in verband met artikel 64 Vw worden aangemerkt:

  • echtgenoten en (geregistreerde) partners en hun minderjarige kinderen of minderjarige kinderen uit een eerste of eerder huwelijk;

  • de meerderjarige kinderen die feitelijk tot het gezin behoren en in het land van herkomst al behoorden tot het gezin.

  • Een uitzondering op de definitie van gezinsleden volgt als er sprake is van het achterwege laten van de uitzetting van een minderjarig kind. Als gezinsleden worden dan aangemerkt:

  • de (stief/pleeg)ouders van het minderjarige kind;

  • de minderjarige (stief)broers en zussen van het minderjarige kind;

  • de meerderjarige broers en zussen die feitelijk behoren tot het gezin en in het land van herkomst al behoorden tot het gezin van de (stief/pleeg)ouders.

  • Voor de wijze waarop de familierechtelijke relatie en het feitelijke behoren tot het gezin wordt aangetoond, wordt verwezen naar paragraaf C1/3 Vc. In het kader van deze regeling hoeven officiële bewijsmiddelen waarmee de familierechtelijke relatie wordt aangetoond, niet gelegaliseerd te zijn door de Minister van Buitenlandse Zaken.

    Het achterwege blijven van uitzetting op grond van artikel 64 Vw doet zich niet eerder voor dan vanaf het moment waarop de rechtsplicht ontstaat Nederland te verlaten. Uitzondering hierop is de ambtshalve toets die de IND uit kan voeren in de parallelle procedure (zie paragraaf A3/7.3.1 Vc).

    top
    top