TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 A5/10.2. Gronden voor ongewenstverklaring

De vreemdeling kan ongewenst worden verklaard (zie artikel 67 Vw):

a.

indien hij niet rechtmatig in Nederland verblijft en bij herhaling een bij de Vw strafbaar gesteld feit heeft begaan;

b.

indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd dan wel hem terzake de maatregel als bedoeld in artikel 37a WvSr is opgelegd;

c.

indien hij een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid en geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw;

d.

ingevolge een verdrag; of

e.

in het belang van de internationale betrekkingen van Nederland.

ad a.

Het betreft hier vreemdelingen die bij herhaling een bij de Vw strafbaar gesteld feit hebben begaan (zie artikel 108 Vw). Er moet een proces-verbaal zijn opgemaakt of sprake zijn van een transactie dan wel een uitgevaardigde strafbeschikking ter zake van de gepleegde overtredingen, om bij de tweede of latere overtreding tot ongewenstverklaring over te kunnen gaan. Bij het opmaken van een (eerste) proces-verbaal wordt de vreemdeling tegelijkertijd gewaarschuwd dat, indien hij nogmaals een overtreding in het kader van de Vw begaat, zijn ongewenstverklaring zal worden voorgesteld. Van deze waarschuwing wordt een aantekening in de vreemdelingenadministratie gemaakt.

Nadat de vreemdeling tweemaal een bij artikel 108 van de Vw strafbaar gesteld feit heeft begaan, wordt zijn ongewenstverklaring voorgesteld aan de hand van de opgemaakte processen-verbaal. Het kan bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, betreffen overtredingen van de artikelen 4.37, 4.38 en 4.39 Vb.

ad b.

Het betreft hier vreemdelingen van wie het verblijfsrecht wegens inbreuk op de openbare orde is beéindigd conform het hiervoor geldende beleid. Het kan hier gaan om zowel intrekking als het niet-verlengen van de verblijfsvergunning (zie B1/5.3.6, C5/3, C8/3 en C8/5).

Indien een vreemdeling terbeschikking is gesteld (zie artikel 37a WvSr) kan dit met zich meebrengen dat het verblijfsrecht eerst bij verlenging van die maatregel met toepassing van de glijdende schaal kan worden beéindigd en tot ongewenstverklaring kan worden overgegaan. De verlenging kan immers betekenen dat wordt voldaan aan de betreffende norm van artikel 3.86, tweede lid, Vb. Zo spoedig mogelijk nadat een rechterlijk vonnis waarin verlenging van de TBS-maatregel is uitgesproken onherroepelijk is geworden zal (opnieuw) worden beoordeeld of tot ongewenstverklaring kan worden overgegaan.

ad c.

Het betreft hier vreemdelingen die niet rechtmatig op grond van een verblijfsvergunning noch op basis van het Gemeenschapsrecht, de Overeenkomst EG-Zwitserland of het Associatiebesluit 1/80 hier te lande verblijven. Niet is vereist dat deze vreemdelingen zich feitelijk in Nederland bevinden.

Ten aanzien van deze grond vallen drie categorieén te onderscheiden:

  • vreemdelingen die ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie), of een taakstraf dan wel een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd hebben gekregen en waarbij het (totale) onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel ten minste een maand bedraagt;

  • vreemdelingen die bij herhaling ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld tot een onvoorwaardelijke (korte) gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie) tot een taakstraf of een onvoorwaardelijke geldboete dan wel een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd hebben gekregen, dan wel een transactieaanbod hebben aanvaard of een strafbeschikking opgelegd hebben gekregen;

  • vreemdelingen die een gevaar voor de nationale veiligheid vormen.

    Een opgelegde maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (zie artikel 37 WvSr) of in een inrichting voor de opvang van verslaafden (zie artikel 38m WvSr) dan wel een inrichting voor jeugdigen (zie artikel 77h, vierde lid, onder a WvSr) alsook ter beschikkingstelling (zie artikel 37a WvSr) worden tot de vrijheidsontnemende maatregelen gerekend.

    Een taakstraf is ofwel een werkstraf (het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte) ofwel een leerstraf (het volgen van een leertraject) dan wel een combinatie van beide. De taakstraf komt in plaats van een gevangenisstraf. In geval van een veroordeling tot een taakstraf wordt de duur van de door de rechter bepaalde vervangende hechtenis als uitgangspunt genomen. Dit betekent dat, met inachtneming van het bovenstaande, de taakstraf wordt tegengeworpen ongeacht de duur van de taakstraf (zie de artikelen 22, c en d, WvSr).

    Het is niet vereist dat de uitspraak of strafbeschikking waarbij de vreemdeling is veroordeeld wegens een misdrijf onherroepelijk is geworden.

    Om te kunnen spreken van gevaar voor de nationale veiligheid is geen strafrechtelijke veroordeling vereist. Wel dienen er concrete aanwijzingen te zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Bij het bestaan van concrete aanwijzingen dient in de eerste plaats te worden gedacht aan een ambtsbericht van de AIVD. In voorkomende gevallen kan echter ook worden uitgegaan van een ambtsbericht van onder andere de Dienst IPOL, ((inter)nationale) ministeries of inlichtingendiensten.

    Voor zover deze vreemdelingen een aanvraag indienen of hebben ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning of afgifte van een mvv, wordt die aanvraag afgewezen (zie B1/4.4.1).

    ad d.

    Een vreemdeling die in één van de Benelux- of Schengenstaten ongewenst is verklaard, kan op een met redenen omkleed verzoek van één der lidstaten ook voor de andere lidstaten ongewenst worden verklaard.

    ad e.

    Een vreemdeling die buiten de rechtsmacht van Nederland een ernstig misdrijf heeft begaan, kan in het belang van de internationale betrekkingen van Nederland ongewenst worden verklaard. Hierbij kan worden gedacht aan de vreemdelingen van wie het verblijf is geweigerd dan wel is beéindigd op grond van artikel 1F Vluchtelingenverdrag.

    Bij de toepassing van artikel 67 Vw worden de persoonlijke belangen van de vreemdeling zorgvuldig afgewogen tegen het algemene belang, dat uit een oogpunt van openbare orde met de ongewenstverklaring is gediend.

    Ongewenstverklaring en artikel 8 EVRM

    Indien wordt overgegaan tot ongewenstverklaring van een vreemdeling is, ook bij eerste toelating - tenzij ook de gezinsleden Nederland (moeten) hebben verlaten - steeds sprake van inmenging.

    Daarbij wordt beoordeeld of die inmenging gerechtvaardigd is op grond van artikel 8, tweede lid, EVRM. Hiertoe wordt een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de vreemdeling en het belang van de Staat. De omstandigheden die bij deze belangenafweging worden betrokken zijn opgenomen in B2/10.2.3.

    Vc 2013
    A4/3Ongewenstverklaring

    top

    Vc 2013 - A4 / 3. Ongewenstverklaring

    top
    top