Vc 2000
Vc 2000 A5/2.1. Voorwaarden
De gronden waarop een inreisverbod kan worden opgelegd staan vermeld in artikel 66a, eerste en tweede lid, Vw.
Op grond van artikel 66a, eerste lid, Vw krijgt een vreemdeling een inreisverbod indien:
|
hij Nederland onmiddellijk moet verlaten op grond van artikel 62, tweede lid, Vw; |
|
hij Nederland niet binnen de hem opgelegde vertrektermijn uit eigen beweging heeft verlaten. |
De gronden uit artikel 66a, eerste lid, Vw zijn imperatief. Op grond van artikel 66a, achtste lid, Vw is het echter mogelijk om vanwege humanitaire of andere redenen af te zien van het uitvaardigen van een inreisverbod.
Daarnaast kan op grond van artikel 66a, tweede lid, Vw een inreisverbod worden opgelegd aan de vreemdeling, niet zijnde een gemeenschapsonderdaan, die Nederland niet onmiddellijk moet verlaten.
Hierbij kan gedacht worden aan een vreemdeling die een gevaar is voor de openbare orde, openbare veiligheid of nationale veiligheid, indien er redenen bestaan om in een dergelijk geval de vreemdeling - in afwijking van artikel 62, tweede lid, onder c Vw - een vertrektermijn te gunnen dan wel indien er redenen bestaan (de ratio van) artikel 64 Vw op hem van toepassing te achten.
|
Vc 2013
A4/2.1 | Gronden voor het inreisverbod |
| |
| |
|
topVc 2013 - A4 / 2.1. Gronden voor het inreisverbod
Het beleid ten aanzien van de ongewenstverklaring van een vreemdeling op grond van artikel 67 lid 1 onder b tot en met e Vw, is van overeenkomstige toepassing op het inreisverbod dat wordt opgelegd met toepassing van artikel 66a lid 7 onder a, b, c en d Vw. Verwezen wordt naar paragraaf A4/3.1 onder b tot en met e Vc.
De IND of de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen vaardigt een inreisverbod uit aan een vreemdeling als deze vreemdeling:
niet rechtmatig in Nederland verblijft; en |
bij herhaling een bij de Vreemdelingenwet strafbaar gesteld feit heeft begaan. |
Verwezen wordt naar paragraaf A4/3.1 onder a Vc.
Het beleid ten aanzien van de ongewenstverklaring van een vreemdeling is van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid neergelegd in artikel 66a lid 2 Vw om een inreisverbod uit te vaardigen aan een vreemdeling die Nederland niet onmiddellijk moet verlaten. Verwezen wordt naar paragraaf A4/3.1 Vc.
De IND heft een inreisverbod met de rechtsgevolgen van artikel 66a lid 6 Vw op en vaardigt een inreisverbod met de rechtsgevolgen van artikel 66a lid 7 Vw uit als artikel 66a lid 7 Vw van toepassing is.
|
top |
top |
|