Vc 2000
Vc 2000 A5/6.4.2. VoorbereidingNadat de vreemdelingenpolitie, ZHP of KMar de vreemdeling heeft geïnformeerd over het voornemen om een inreisverbod uit te vaardigen, wordt de vreemdeling overeenkomstig artikel 4:7 en 4:8 Awb in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en daarbij feiten en omstandigheden naar voren te brengen die naar zijn mening bij de besluitvorming moeten worden betrokken (zie B1/9.7.2). Uit de door de vreemdelingenpolitie, ZHP of de KMar aan de IND gezonden bescheiden dient duidelijk naar voren te komen of en hoe uitvoering is gegeven aan de hoorplicht ingevolge artikel 4:7 en 4:8 Awb. Bij voorkeur is de vreemdeling mondeling gehoord en is van het gehoor een proces-verbaal opgemaakt. Een vlotte en goede besluitvorming is ermee gediend dat bij een voorstel of advies aan de IND alle relevante feiten en omstandigheden met betrekking tot het mogelijke inreisverbod en eventueel de verblijfsbeéindiging zo uitvoerig mogelijk worden belicht (zie model M63). Naast de vreemdelingenpolitie, ZHP of de KMar kan ook de IND uitvoering geven aan de hoorplicht. Hierbij valt te denken aan de situatie waarin bij de afhandeling van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier een inbreuk op de openbare orde wordt geconstateerd, welke dermate ernstig is dat een inreisverbod ex artikel 66a, lid 7 Vw is geïndiceerd. Het vorenstaande laat onverlet dat er situaties kunnen zijn, waarin horen door de vreemdelingenpolitie, ZHP of de KMar desalniettemin meer voor de hand ligt. |
Vc 2013
|