Vc 2000
Vc 2000 A6/1. AlgemeenHet vreemdelingentoezicht en het terugkeerbeleid maken deel uit van het door de overheid gevoerde vreemdelingenbeleid. De terugkeer van vreemdelingen is in veel gevallen het sluitstuk van het binnenlandse vreemdelingentoezicht. Om deze taken van toezicht en terugkeer te realiseren kan de overheid gebruik maken van vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen. Vrijheidsbeperking en vrijheidsontneming zijn alleen geoorloofd op basis van een wettelijke bepaling. Voor vrijheidsontneming volgt dat tevens uit artikel 15 Grondwet en artikel 5 EVRM. De in artikel 5 EVRM genoemde waarborgen zijn niet van toepassing op vrijheidsbeperkende maatregelen. Het verdragsartikel ziet alleen op vrijheidsontneming. Vanwege het ingrijpende karakter dient de toepassing van een vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel beperkt te blijven tot het strikt noodzakelijke. Steeds zal nagegaan moeten worden of met een lichter middel volstaan kan worden. De beginselen van proportionaliteit (doelmatigheid) en subsidiariteit (toepassen lichter middel indien mogelijk) dienen voortdurend in acht genomen te worden. Voorts is de uitvoering van deze maatregelen met strikte waarborgen omkleed. Tegen een besluit tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel kan de vreemdeling beroep instellen bij de rechtbank (zie artikel 93 Vw). Het indienen van bezwaar of administratief beroep tegen deze maatregelen is niet mogelijk (zie artikel 75 en 77 Vw). De Minister kan aan de Korpschef, aan de Commandant der Kmar en aan de Algemeen Directeur van de DT&V aanwijzingen geven over de uitvoering van de Vw, ook ten aanzien van de in dit hoofdstuk genoemde maatregelen (zie artikel 48, tweede lid, Vw). |
Vc 2013
|