TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 A6/2.4. De toepassing

Artikel 6, eerste lid, Vw geeft aan dat aan de vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd, de verplichting opgelegd kan worden om zich op te houden in een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats. Deze ruimte kan ingevolge het tweede lid worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek. Het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel is in ieder geval geïndiceerd wanneer naar het oordeel van de ambtenaar belast met de grensbewaking aanwijzingen bestaan dat de vreemdeling zich niet zal houden aan de aanwijzing om zich op te houden in de bedoelde ruimte of plaats en/of omdat aspecten van openbare orde of nationale veiligheid dit vorderen. Ten aanzien van vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indienen of hebben ingediend, wordt verwezen naar A6/2.5 en C9/2.1.1.1 en 2.1.1.2. De vrijheidsbeneming zal dan een aanvang nemen in een gebouw van de grensdoorlaatpost of een politiebureau. Daarna zal de vreemdeling met een nieuwe beschikking geplaatst moeten worden in een inrichting waar het Reglement grenslogies (Stb. 1993, nr. 45) van toepassing is. Dient deze vreemdeling een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel in dan dient gehandeld te worden zoals hierna vermeld.

Verstekelingen (met uitzondering van de asielzoekers) dienen zoveel mogelijk geplaatst te worden aan boord van het schip waarvan zij afkomstig zijn. Deze plaatsing geschiedt op grond van artikel 5, tweede lid en artikel 65 Vw.

Asielzoekers (AC Schiphol-procedure)

De vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd en die een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel indient, kan de maatregel van artikel 6, eerste en/of tweede lid, Vw opgelegd worden. Voor de toepassing van deze maatregel bij deze categorie vreemdelingen wordt verwezen naar C9/2.1.1.1 en 2.1.1.2.

Dublinclaimanten

De weigering van toegang strekt zich niet enkel uit tot de verdere inreis in Nederland, doch ook tot de verdere inreis in het overige Schengengebied. Voor een toelichting op de situatie waarbij een asielzoeker de toegang geweigerd wordt, terwijl tegelijkertijd op grond van de Verordening 343/2003 een verzoek tot overname van de asielaanvraag ingediend wordt bij een andere staat, wordt verwezen naar A2/5.5.6. Aan Dublinclaimanten aan wie de toegang niet geweigerd kan worden, wordt de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 55 Vw opgelegd of, indien aan de voorwaarden daarvan wordt voldaan, de maatregel van artikel 59 Vw.

Gezinnen met minderjarige kinderen

Aan een gezin met één of meer minderjarige kinderen dat de toegang is geweigerd kan een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw worden opgelegd indien aanleiding bestaat om aan te nemen dat het vertrek binnen twee weken kan worden gerealiseerd. Gelet op het belang van de grensbewaking en de mogelijkheid van het realiseren van het vertrek op korte termijn is het dan noodzakelijk dat de beschikbaarheid van het gezin is gegarandeerd. Om die reden is het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel aan het gezin in beginsel geïndiceerd. Indien het vertrek naar het oordeel van de ambtenaar belast met de grensbewaking niet binnen twee weken kan worden gerealiseerd zal in beginsel worden volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, Vw.

Indien tenminste één van de gezinsleden een asielaanvraag indient en deze aanvraag binnen de algemene asielprocedure kan worden afgedaan, zal de vrijheidsontnemende maatregel worden toegepast gedurende de asielprocedure. Zie C9/2.1.1.1 en 2.1.1.2 voor de toepassing van de maatregel op grond van artikel 6, eerste of tweede lid, Vw bij vreemdelingen die de toegang tot Nederland zijn geweigerd en die een asielaanvraag indienen. Zie A6/2.7 voor de duur van de maximale termijn die geldt bij vrijheidsontneming van gezinnen met minderjarige kinderen.

Vc 2013
A5/3.1Gronden voor vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw
A5/3.2 Gezinnen met minderjarigen

top

Vc 2013 - A5 / 3.1. Gronden voor vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw

Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat een gezin met één of meer minderjarigen binnen twee weken wordt uitgezet, mag aan een gezin met één of meer minderjarigen dat de toegang is geweigerd vrijheidsontneming op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw worden opgelegd.

Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat het vertrek niet binnen twee weken wordt gerealiseerd wordt in beginsel volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, Vw.

De ambtenaar belast met grensbewaking legt een vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw op bij beschikking model M19. De ambtenaar belast met grensbewaking moet een afschrift van de beschikking model M19 uitreiken aan de vreemdeling. De inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank moet in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld. Bij aanwijzing van een andere ruimte of plaats moet een nieuwe beschikking model M19 worden gemaakt waarbij de inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld.

De ambtenaar belast met grensbewaking hoeft geen nieuwe beschikking model M19 te maken als tijdelijke overplaatsing van de vreemdeling nodig is om redenen die voortvloeien uit toepassing van de Vw. Ook het vervoer naar de aangewezen ruimte of plaats valt onder beschikking model M19.

Als er redenen zijn om de vrijheidsontnemende maatregel met maximaal twaalf maanden te verlengen, moet de vreemdeling voor het verstrijken van de maximale bewaringsduur van zes maanden schriftelijk op de hoogte worden gesteld van dit besluit. De DT&V maakt het verlengingsbesluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit.

Voor het opheffen van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw, moet de ambtenaar belast met de grensbewaking gebruik maken van Model M113. Van model M113 moet altijd:

  • het origineel van dit formulier in het archief worden opgeborgen en een afschrift wordt aan de vreemdeling uitgereikt;

  • een kopie worden verzonden naar de IND en de DT&V.

  • Voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 6, eerste lid, Vw geldt geen regime.

    top

    Vc 2013 - A5 / 3.2. Gezinnen met minderjarigen

    Als een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw aan een gezin met minderjarige kinderen is opgelegd geldt een maximale duur van twee weken. De termijn van de vrijheidsontnemende maatregel mag voortduren tot twee weken gerekend vanaf het moment dat het gezin verwijderbaar is geworden. Als er een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend door de vreemdeling waarvan de behandeling in Nederland mag worden afgewacht, betekent dit dat de vrijheidsontnemende maatregel mag voortduren tot uiterlijk twee weken na dagtekening van de uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening.

    top