Vc 2000
Vc 2000 A6/2.7. De duurConform artikel 59 Vw kan de maatregel, zoals bedoeld in artikel 6 Vw, niet langer dan zes maanden duren. De maatregel kan ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd indien:
De maatregel en de duur daarvan zal, mede gelet op het bepaalde in artikel 94 Vw, binnen 42 dagen getoetst worden door de rechtbank. De rechtbank zal alsdan toetsen of de maatregel voldoet aan het gestelde doel en of de maatregel bij afweging van alle belangen gerechtvaardigd is. Verlengen van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw
Indien redenen aanwezig zijn om de vrijheidsontnemende maatregel met maximaal 12 maanden te verlengen, dient de vreemdeling voor het verstrijken van de zes maanden hiervan schriftelijk op de hoogte te worden gesteld. De DT&V stelt dit besluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit. Tegen deze beslissing kan beroep worden ingesteld. Zie A6/6.2.1. Op deze termijnstelling is de Algemene Termijnenwet niet van toepassing. Uiteraard kan het tijdvak van vreemdelingenbewaring op grond van artikel 59, eerste lid Vw langer zijn dan 18 maanden indien de vreemdeling gedurende de bewaring rechtmatig verblijf gehad op één van de gronden genoemd in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b Vw. Uit artikel 59, vierde lid van de Vw volgt dat de termijn hierdoor - per doorlopen aanvraag - met maximaal vier weken ingeval het betreft een aanvraag als bedoedl in artikel 14 Vw betreft, of zes weken in geval het betreft een aanvraag als bedoeld in artikel 29 Vw. Gezinnen met minderjarige kinderen
Indien een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw aan een gezin met minderjarige kinderen is opgelegd geldt een maximale duur van twee weken. Indien de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw is opgelegd en een asielaanvraag is ingediend, terwijl deze aanvraag binnen de algemene asielprocedure wordt afgedaan zal de vrijheidsontnemende maatregel kunnen worden toegepast gedurende de asielprocedure (zie C9/2.1.1.1 en 2.1.1.2 voor de toepassing van artikel 6 Vw gedurende de algemene asielprocedure). De maatregel kan dan voortduren tot uiterlijk twee weken gerekend vanaf het moment dat het gezin verwijderbaar is geworden. Ingeval er om een voorlopige voorziening is verzocht, waarvan de behandeling in Nederland mag worden afgewacht, betekent dit dat de maatregel mag voortduren tot uiterlijk twee weken nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het verzoek. De maximale termijn van de vrijheidsontneming mag slechts worden overschreden indien door toedoen van (één van) de gezinsleden een binnen de hier bedoelde termijn geplande uitzetting geen doorgang kan vinden. Hiervan is sprake indien de uitzetting niet mogelijk is gebleken door fysiek verzet van de vreemdeling dan wel indien de vreemdeling in bewaring een nieuwe procedure start met als kennelijk doel de uitzetting te belemmeren. |
Vc 2013
|