Vc 2000
Vc 2000 A6/5.3.5. De duurIn artikel 59, vierde lid, Vw wordt aangegeven hoe lang de maatregel van bewaring mag duren. Daarbij is het volgende onderscheid gemaakt:
De termijn genoemd onder a en b begint te lopen op de dag waarop de aanvraag door het bestuursorgaan ontvangen is en eindigt op de dag na de dag waarop de beslissing bekend gemaakt is. Waar de termijn van vreemdelingenbewaring is gesteld in maanden, wordt analoog aan artikel 88 van het Wetboek van Strafrecht een maand beschouwd als een tijdvak van 30 dagen. Naast de wettelijke termijn van artikel 59, vierde en vijfde lid, Vw geldt een maximale duur van de bewaring indien een gezin met minderjarige kinderen een maatregel op grond van artikel 59 Vw is opgelegd. Voor deze maximale termijn en de voorwaarden waaronder deze termijn mag worden overschreden, wordt verwezen naar A6/5.3.3.8. In het vijfde lid artikel 59 Vw is aangegeven dat bewaring maximaal zes maanden mag duren (de termijn genoemd onder d). Deze termijn kan op grond van het zesde lid van artikel 59 Vw met nog eens maximaal twaalf maanden worden verlengd indien:
Indien redenen aanwezig zijn om de bewaring met maximaal twaalf maanden te verlengen dient de vreemdeling voor het verstrijken van de zes maanden door de DT&V hiervan schriftelijk op de hoogte te worden gesteld. Van belang hierbij is dat voor de berekening van de zes maanden termijn van de laatste datum inbewaringstelling dient te worden uitgegaan. De termijn die gemoeid is met een periode waarin niet tot uitzetting kan worden overgegaan (gedurende toelatingsaanvragen) wordt niet bij deze termijn meegenomen. De DT&V stelt dit besluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit. Tegen deze beslissing kan beroep worden ingesteld. Zie A6/6.2.1. Op deze termijnstelling is de Algemene Termijnenwet niet van toepassing. Voorts mag de bewaring niet langer duren dan met het oog op het doel van deze maatregel strikt noodzakelijk is. De DT&V moet gelet hierop alle maatregelen nemen om de uitzetting op zo kort mogelijke termijn te effectueren (onderzoek naar identiteit en nationaliteit, naar aanwezigheid reisdocumenten, verblijfspositie, aanvraag (vervangende) reisdocumenten e.d.). Bij het voortduren van de maatregel zal de nadruk gelegd dienen te worden op de voortvarendheid van het handelen met betrekking tot het verkrijgen van reis- en/of identiteitsdocumenten. De omstandigheid dat een beroep op de rechtbank (zie artikel 93 Vw) over de rechtmatigheid van de bewaring nog bij de rechter aanhangig is, staat niet aan de uitzetting in de weg. |
Vc 2013
|