TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 C2/6. Afgeleide verblijfsvergunning

Vc 2013
C2/4.34.3 Artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e en f Vw, afgeleide verblijfsvergunning
C2/5.

top

Vc 2013 Deel C - 2/ 4.3 Artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e en f Vw, afgeleide verblijfsvergunning


Algemeen

Het wettelijk kader voor het verlenen van de afgeleide verblijfsvergunning voor nareizende gezinsleden staat beschreven in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e en f, Vw.

De houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die verzoekt om overkomst van zijn gezinsleden, wordt aangemerkt als ‘hoofdpersoon’.

De termijn van drie maanden, zoals die in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e en f, Vw wordt genoemd, start op het moment dat aan de hoofdpersoon de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend door de IND. Het verzoek om een afgeleide verblijfsvergunning voor nareizende gezinsleden is tijdig ingediend, als binnen de termijn van drie maanden:

  • de hoofdpersoon in Nederland vraagt om een verzoek om advies voor de afgifte van een mvv aan zijn gezinsleden bij het Hoofd van de Visadienst;

  • de nareizende gezinsleden een aanvraag indienen voor een mvv bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging.

    De IND beschouwt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ook als tijdig ingediend, zoals bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e en f, Vw, als de gezinsleden eerder dan de hoofdpersoon Nederland zijn ingereisd.

    De IND verleent de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw uitsluitend als de hoofdpersoon zijn gezinsleden ook heeft genoemd tijdens zijn asielprocedure.

  • De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw aan het gezinslid van een vreemdeling, die:

  • zelf in het kader van nareis Nederland is ingereisd;

  • in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw.

    Feitelijk behoren tot het gezin

    De IND verleent de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw, als de kinderen feitelijk behoren tot het gezin van de hoofdpersoon. Deze situatie moet zich al hebben voorgedaan voor het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst.

    Onder kinderen worden begrepen biologische kinderen van één van de beide echtgenoten of partners uit een eerder huwelijk of eerdere relatie.

    Kinderen behoren niet feitelijk tot het gezin van de hoofdpersoon, als in ieder geval de volgende situaties zich voordoen:

  • de kinderen zijn duurzaam opgenomen in een ander gezin dan het gezin van de hoofdpersoon;

  • de kinderen zijn zelfstandig gaan wonen;

  • de kinderen hebben een eigen gezin gevormd door een huwelijk of het aangaan van een relatie.

    In aanvulling hierop komen niet-biologische (pleeg-of adoptie)kinderen bovendien niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw, als deze kinderen na vertrek van de hoofdpersoon zijn opgenomen in een ander gezin dan dat van de hoofdpersoon.

    De hoofdpersoon in Nederland moet aantonen dat zijn kinderen al in het land van herkomst tot zijn gezin hebben behoord en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is. De hoofdpersoon onderbouwt dit met documenten. De hoofdpersoon moet aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen verstrekken over het feitelijk behoren tot zijn gezin van zijn kinderen, als de hoofdpersoon de feitelijke gezinsband met zijn kinderen niet met documenten kan onderbouwen. Vorenstaande is ook van toepassing op niet-biologische (adoptie-of pleeg)kinderen.

    Huwelijk en partnerschap

    De IND verleent uitsluitend een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw, als het huwelijk of partnerschap al bestond voor het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst. De IND beschouwt een traditioneel huwelijk, dat in het land van herkomst is gesloten als een partnerschapsrelatie. Een traditioneel huwelijk dat in het land van herkomst is gesloten, wordt niet gezien als een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk.

    De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw, als de hoofdpersoon in Nederland al duurzaam samenleeft met een andere man of vrouw.

    Samenwoning

    De hoofdpersoon en zijn echtgeno(o)t(e) of partner moeten aannemelijk maken dat er in het buitenland al sprake is geweest van samenwoning. Indien in het buitenland geen samenwoning heeft plaatsgevonden, dan moeten de hoofdpersoon en zijn echtgeno(o)t(e) of partner hiervoor een aannemelijke verklaring geven.

    Minder-en meerderjarige kinderen

    De IND beoordeelt of sprake is van minderjarigheid of meerderjarigheid naar Nederlands recht (zie artikel 1.233 Burgerlijk Wetboek).

    Voor onderzoek naar de feitelijke gezinsband tussen ouder(s) en biologische kinderen wordt verwezen naar paragraaf C1/3 Vc.

    Niet -biologische (adoptie-en pleeg)kinderen

    De IND beschouwt een pleegkind als alleenstaande minderjarige vreemdeling, als na aankomst in Nederland alsnog blijkt dat het pleegkind in het buitenland niet feitelijk tot het gezin behoord heeft. Het pleegkind dat door de IND wordt beschouwd als alleenstaande minderjarige vreemdeling moet zelf alsnog een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indienen. Uitzondering hierop is de situatie dat het pleegkind de eerdere aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gelijktijdig met zijn pleegouders zelf heeft ondertekend.

    Paragraaf B3 Vc is van overeenkomstige toepassing.

    De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als de biologische ouder(s) in het land van herkomst geen toestemmingsverklaring heeft afgegeven met het oog op het vertrek van de kinderen naar Nederland.

    De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw, uitsluitend als:

  • de hoofdpersoon documenten heeft overgelegd, waarom de biologische ouder geen toestemmingsverklaring kan overleggen;

  • de hoofdpersoon aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen heeft verstrekt, indien de hoofdpersoon het ontbreken van een toestemmingsverklaring niet met documenten kan onderbouwen;

  • de kinderen voldoen aan de overige voorwaarden uit deze paragraaf (C2/4.3 Vc).

    Gezinsleden en artikel 1F Vluchtelingenverdrag

    Voor de beoordeling van aanvragen van gezinsleden in relatie tot artikel 1F Vluchtelingenverdrag wordt verwezen naar paragraaf C2/5.2.8 Vc (‘gezinsleden en artikel 1F Vluchtelingenverdrag’)


  • top
    top