Vc 2000 
	  
 Vc 2000 Deel C - 24 / 20.4.1.  Ahmadi-moslims en christenen
                        
          
                          
  In Pakistan is geen sprake van systematische vervolging van   ahmadi's en christenen door de overheid enkel en alleen op basis van hun   geloof. Zij hebben als religieuze minderheid wel te maken met verscheidene   soorten discriminatie. Verschillende overheidsinstellingen hebben zich hieraan   gedurende de verslagperiode van het eerdergenoemde ambtsbericht meerdere malen   schuldig gemaakt. Zo is het voorgekomen dat ahmadi's en christenen niet werden   aangenomen in het leger, in het onderwijs en bij overheidsinstellingen. 
                          
 Het lijkt dat de intolerantie in de samenleving jegens   ahmadi's en christenen toeneemt. De overheid treedt vaak niet afdoende op in   het geval ahmadi's en christenen worden lastiggevallen. Het is gedurende de   verslagperiode van het genoemde ambtsbericht voorgekomen dat de politie   weigerde aanklachten van misdrijven gericht tegen ahmadi's en christenen in   behandeling te nemen, of weigerde bij confrontaties tussen ahmadi's en   christenen en aanhangers van de islamitische hoofdstromingen tussenbeide te   komen. 
                          
 Om op grond van artikel 29,   eerste lid, onder a of b, Vw in aanmerking te komen voor een   verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd dient betrokkene aannemelijk te   maken dat betrokkene de door hem geclaimde geloofsovertuiging heeft. Vervolgens   dient betrokkene aannemelijk te maken dat de problemen die hij van de zijde van   Pakistaanse autoriteiten dan wel derden heeft ondervonden te herleiden zijn tot   daden van vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of dat hij een   reëel risico loopt op schending van het gestelde in artikel 3 EVRM. 
                        
                      
 
	 |