TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 Deel C - 24 / 5.3.1.1. Hutu en Tutsi

Hoewel het conflict in Burundi een veelheid aan dieper liggende oorzaken kent, zijn de verschillen tussen de twee belangrijkste etnische groepen, Hutu (85%) en Tutsi (14%), in het recente verleden veelvuldig door politici gebruikt om mensen te mobiliseren voor hun eigen politieke agenda. Tijdens de burgeroorlog die volgde op de moord op president Ndadaye in 1993 zijn veel slachtoffers over en weer gevallen, terwijl het land in toenemende mate etnisch gesegregeerd raakte.

In de Arusha-Akkoorden zijn afspraken gemaakt over machtsdeling tussen Hutu en Tutsi in instituties (zoals rechtbanken en het leger) waarin Tutsi van oudsher sterk oververtegenwoordigd waren. Het instellen van quota voor Hutu moet hun emancipatie bevorderen. Feit is echter dat veel Hutu, ten opzichte van Tutsi, vaak slecht geschoold zijn, waardoor het in de praktijk soms moeilijk blijkt om gekwalificeerde krachten te vinden.

Het ambtsbericht van de Minister van BuZa maakt geen melding van discriminatie, van overheidswege, noch van de zijde van de bevolking, op grond van Hutu- of Tutsi-afkomst. Indien echter op grond van het individuele relaas blijkt dat er sprake is van discriminatie, die een dusdanige ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren, kan aan de vreemdeling met inachtneming van het beleid zoals neergelegd in C2/2.5 op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend.

Bij vervolgingsacties door de burgerbevolking (zoals bijvoorbeeld discriminatie) dan wel door de rebellengroepering Forces Nationales pour la Libération, wordt bezien of bescherming van de Burundese autoriteiten hiertegen soelaas kan bieden. Uitgangspunt is dat het aan betrokkene is om aannemelijk te maken waarom bescherming in het individuele geval niet geboden kan worden. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat uit het ambtsbericht blijkt dat het overheidsapparaat, noch de justitiële sector in staat is om aangifte van de meeste misdrijven te behandelen en te vervolgen als gevolg van jarenlange ondercapaciteit. Als de autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden, kan betrokkene op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Vc 2013