Vc 2000
Vc 2000 C4/3.10.1. Inleiding
Op grond van artikel 31,
tweede lid, onder j, Vw, wordt bij de beoordeling van de aanvraag mede
betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling een verblijfsalternatief heeft
omdat hij voorafgaand aan zijn komst naar Nederland heeft verbleven in een
ander land dan het land van herkomst.
Deze bepaling wordt niet toegepast bij de beoordeling van de
inwilligingsgronden van artikel 29, eerste lid,
onder a tot en met c, Vw, maar slechts bij de beoordeling of de
asielzoeker, die behoort tot een categorie ten aanzien waarvan categoriale
bescherming wordt geboden (zie C2/5), in
aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van
artikel 29, eerste lid, onder d,
Vw.
Deze bepaling wordt voorts niet toegepast in die gevallen,
waarin de asielzoeker reeds eerder een verblijfsvergunning asiel heeft
verkregen en het verblijf in het derde land ten tijde van het verlenen van die
vergunning bekend was bij de IND.
De duur van het verblijf van de vreemdeling buiten het land
van herkomst is een factor die hierbij wordt meegewogen. Vreemdelingen, die
voor hun komst naar Nederland in een ander land dan het land van herkomst
hebben verbleven, lopen bij terugkeer naar dat andere land niet de risico's die
wel zouden bestaan bij terugkeer naar het land van herkomst. Dit leidt ertoe,
dat artikel 31, tweede lid, onder j, Vw
wordt toegepast, indien de volgende cumulatieve omstandigheden zich
voordoen:
- de vreemdeling heeft verbleven in een derde land;
- de vreemdeling heeft bescherming of had bescherming
kunnen hebben in een derde land;
- het is niet onaannemelijk dat de betrokken vreemdeling
kan terugkeren naar het derde land.
|
Vc 2013
C2/6.2.6 | 6.2.6 Verblijfsalternatief |
| |
| |
|
topVc 2013 Deel C - 2/ 6.2.6 Verblijfsalternatief
De IND past artikel 31, tweede lid, aanhef en onder j, Vw uitsluitend toe bij de beoordeling van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d Vw. Alvorens artikel 31, tweed lid, aanhef en onder j, VW toe te passen, moet de IND aantonen dat aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
de vreemdeling heeft verbleven in een derde land;
de vreemdeling heeft bescherming of had bescherming kunnen hebben in een derde land;
het is aannemelijk dat de vreemdeling kan terugkeren naar het derde land.
De IND weegt de duur van het verblijf van de vreemdeling buiten het land van herkomst mee. De IND past artikel 31, tweede lid, onder j, Vw niet toe in gevallen waarin de asielzoeker in Nederland al eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verkregen en het verblijf in het derde land ten tijde van het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd bekend was bij de IND.
Verblijf in een derde land
De IND neemt eerder verblijf aan indien de vreemdeling fysiek aanwezig is geweest op het grondge-bied van een derde land voorafgaand aan de komst naar Nederland. De IND hanteert geen minimum duur.
Bescherming in een derde land
De IND stelt vast dat er voldoende bescherming voor de vreemdeling is in een derde land, indien er aan alle volgende criteria wordt voldaan:
het derde land is geen land ten aanzien waarvan een beleid van categoriale bescherming geldt;
in het derde land heeft de vreemdeling niet vrezen voor een behandeling als bedoeld in paragraaf C2/3.1 Vc of paragraaf C2/3.2Vc;
de vreemdeling heeft in het derde land niet verbleven onder bijzondere schrijnende persoonlijke omstandigheden;
het derde land zet vreemdelingen die in aanmerking komen voor categoriale bescherming niet zonder bepaling van het risico dat zij daarbij lopen uit naar het land van herkomst.
In het geval er openbare informatie uit objectieve bron voorhanden is waaruit blijkt dat de categorie vreemdelingen waartoe de vreemdeling behoort geen bescherming krijgt of had kunnen krijgen in het derde land, weegt de IND deze informatie af tegen de verklaringen van de vreemdeling. Indien uit de verklaringen van de vreemdeling blijkt dat hij wel bescherming genoot of had kunnen genieten, kan de IND het verblijf in het derde land aan de vreemdeling tegenwerpen.
De betrokken vreemdeling kan terugkeren naar het derde land
Om artikel 31, tweede lid, aanhef en onder j, Vw toe te kunnen passen moet de IND aannemelijk maken dat het derde land de vreemdeling toegang zal geven. De IND beoordeelt de mogelijkheid van toelating van de vreemdeling tot het derde land als aannemelijk indien de vreemdeling al eerder ongehinderd het derde land is ingereisd. Naarmate de vreemdeling langer in het derde land heeft verbleven, worden zijn terugkeermogelijkheden geacht toe te nemen.
De IND kan in ieder geval door middel van de volgende informatie aannemelijk maken dat een vreemdeling kan terugkeren naar het derde land:
de wijze waarop andere vreemdelingen vrijwillig naar het derde land terugkeren;
de wijze waarop andere vreemdelingen naar het derde lande verwijderd worden;
de wijze waarop het derde land doorgaans omgaat met het verlenen van reisdocumenten aan vreemdelingen uit landen waarvoor een beleid van categoriale bescherming geldt;
een schriftelijk bericht van het derde land dat de vreemdeling zal worden toegelaten.
De IND beoordeelt de mogelijkheid tot terugkeer naar het derde lande in ieder geval aan de hand van:
openbare informatie uit objectieve bron, voor zover deze informatie voor handen is;
de verklaringen van de vreemdeling over zijn mogelijkheden tot terugkeer.
De IND past artikel 31 tweede lid, aanhef en onder i, Vw ook, indien de IND vaststelt dat de vreemdeling door eigen toedoen niet kan terugkeren naar het derde land.
|
top |
top |
|