TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 C4/3.11.1.3. Openbare orde en artikel 29, eerste lid, onder b, Vw

In artikel 3.105e Vb zijn de omstandigheden opgesomd waaronder een verblijfsvergunning asiel geweigerd dient te worden aan de vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat er een rechtsgrond is voor verlening op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw. Hiervan is slechts sprake indien er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat:

a. de vreemdeling een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft gepleegd, zoals gedefinieerd in de internationale instrumenten waarmee wordt beoogd regelingen te treffen ten aanzien van dergelijke misdrijven;

b. de vreemdeling een ernstig misdrijf heeft gepleegd;

c. de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan daden die in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de VN als vervat in de preambule en de artikelen 1 en 2 van het Handvest van de VN;

d. de vreemdeling een gevaar vormt voor de gemeenschap of de nationale veiligheid; of

e. de vreemdeling heeft aangezet tot of anderszins heeft deelgenomen aan de onder a tot en met c vermelde misdrijven of daden.

Ten aanzien van vreemdelingen aan wie artikel 1F Vluchtelingenverdrag wordt tegengeworpen, wordt verwezen naar C4/3.11.3.1. Zij komen reeds op grond van artikel 3.107 Vb niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.

Ad a.

Deze weigeringsgrond komt overeen met de in artikel 1F, onder a, Vluchtelingenverdrag (zie C4/3.11.3.2) genoemde misdrijven. Met eerdergenoemde internationale instrumenten worden met name bedoeld het Handvest van het Internationaal Militair Tribunaal van 8 augustus 1945 (Neurenberg-Handvest) en het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof van 17 juli 1998.

Ad b.

Er is sprake van een ernstig misdrijf indien:

1.

de vreemdeling is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of aan hem een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd;

2.

het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straffen of maatregelen in totaal ten minste 18 maanden bedraagt; en

3.

tenminste één van de veroordelingen betrekking heeft op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert, zoals drugs-, zeden- en geweldsmisdrijven, brandstichting, mensenhandel, illegale handel in wapens, munitie en explosieven en illegale handel in menselijke organen en weefsels.

Voor de weigering van een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.105e, onder b, Vb is niet vereist dat de uitspraak, waarbij de vreemdeling is veroordeeld wegens een misdrijf, onherroepelijk is geworden.

Indien de vreemdeling een verblijfsvergunning is geweigerd op grond van artikel 3.105e, onder b, Vb, wordt een eens gepleegd misdrijf niet blijvend tegengeworpen. Paragraaf B1/4.4.1 ten aanzien van verjaring van misdrijven is hier van overeenkomstige toepassing. In de hier bedoelde gevallen, waarin immers sprake is van een ernstig misdrijf, wordt een verjaringstermijn van tien jaren gehanteerd.

Indien de in paragraaf B1/4.4.1 beschreven toets leidt tot de conclusie dat het misdrijf inderdaad niet langer wordt tegengeworpen, en er geen andere grond is voor verblijf, wordt de vreemdeling uitgenodigd een verblijfsvergunning regulier aan te vragen. Deze aanvraag wordt vervolgens ingewilligd op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb. Het betreft in dat geval op grond van artikel 3.5, derde lid, Vb een tijdelijk verblijfsrecht.

Ad c.

Deze weigeringsgrond komt overeen met de handelingen, bedoeld in artikel 1F, onder c, Vluchtelingenverdrag.

Ad d.

Of hiervan sprake is, wordt aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval beoordeeld, zie C4/3.11.1.1 en C4/3.11.1.2.

Onder gevaar voor de gemeenschap of de nationale veiligheid wordt ook verstaan de situatie waarin het verlenen van een verblijfsvergunning zou betekenen dat Nederland zou verworden tot een gastland van mensen die elders de publieke rechtsorde ernstig schokten door daden die ook naar Nederlands recht zware misdrijven zouden opleveren.

Ad e.

Of hiervan sprake is, wordt aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval beoordeeld.

Vc 2013
C2/6.2.76.2.7 Openbare orde of nationale veiligheid

top

Vc 2013 Deel C - 2/ 6.2.7 Openbare orde of nationale veiligheid


Algemeen

Bij de beoordeling van een aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel, onderzoekt de IND of de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. De IND beoordeelt of van het beleid moet worden afgeweken, indien de vreemdeling bijzondere omstandigheden aanvoert. Door de vreemdeling aangevoerde bijzondere omstandigheden mogen geen verband houden met het door hem gepleegde strafbare feit. Bij de toetsing van de bijzondere omstandigheden weegt de IND het risico op recidive mee. Het ontbreken van risico op recidive vormt geen reden voor de IND om af te wijken van het beleid.

Voor de toepassing van het begrip ‘gevaar voor de nationale veiligheid’, zie paragraaf B1/4.4 Vc.

Openbare orde als de vreemdeling een verdragsvluchteling is

De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan de vreemdeling, die aan alle volgende voorwaarden voldoet:

  • de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel voort bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.;

  • de vreemdeling is veroordeeld voor een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ en een ‘gevaar vormt voor de gemeenschap’.

    Er is sprake van een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de vreemdeling is bij onherroepelijk rechterlijk vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of aan hem is een vrijheidsbenemende maatregel opgelegd;

  • het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel bedraagt in totaal tenminste 24 maanden.

    De IND betrekt de strafbare feiten die de vreemdeling in het buitenland heeft gepleegd ook bij de beoordeling. Hierbij beoordeelt de IND, op basis van door het Openbaar Ministerie verstrekte informatie, welke gevolgen naar Nederlands recht aan de strafbare feiten zouden zijn verbonden, indien die strafbare feiten in Nederland zouden zijn gepleegd en bestraft. De IND weegt bij de beoordeling van het ‘gevaar voor de gemeenschap’ dat de vreemdeling vormt in ieder geval de volgende aspecten mee:

  • de aard van het misdrijf;

  • de opgelegde straf.

    De IND beoordeelt het gevaar dat de vreemdeling voor de gemeenschap vormt aan de hand van de situatie zoals die zich voordoet bij het beoordelen van de aanvraag (‘ex nunc’-beoordeling). De IND neemt een gevaar voor de gemeenschap aan in alle volgende gevallen:

  • drugs-, zeden-en geweldsmisdrijven;

  • brandstichting:

  • mensenhandel;

  • illegale handel in wapens, munitie en explosieven;

  • illegale handel in menselijke organen en weefsels.

    De vreemdeling vormt ook een gevaar voor de gemeenschap of nationale veiligheid als bedoeld in artikel 3.105 onder d Vb:

  • indien deze in het buitenland handelingen heeft verricht die de publieke rechtsorde ernstig schokten, en;

  • die naar Nederlands recht als zware misdrijven worden aangemerkt.


    De IND beoordeelt of de door de vreemdeling aangevoerde feiten of omstandigheden aannemelijk maken dat in zijn geval geen sprake is van gevaar voor de gemeenschap. Indien de vreemdeling aanvoert dat de laatste veroordeling lang geleden heeft plaatsgevonden en dat hij sindsdien zich niet schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit, hanteert de IND een verjaringstermijn van twintig jaren. Paragraaf B1/4.4 ten aanzien van verjaring van misdrijven is in dit verband van overeenkomstige toepassing.

    Openbare orde en artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw

    De aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van een vreemdeling die heeft aangetoond een risico te lopen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, mag door de IND worden afgewezen, indien de vreemdeling veroordeeld is voor een ‘ernstig misdrijf’. Er is sprake van een ernstig misdrijf indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de vreemdeling is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of aan hem is een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd;

  • het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel bedraagt in totaal tenminste achttien maanden;

  • in ieder geval één van de veroordelingen heeft betrekking op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert.

    De IND mag een ernstig misdrijf ook aan een vreemdeling tegenwerpen indien de veroordeling voor dit misdrijf nog niet onherroepelijk is geworden. Paragraaf B1/4.4 ten aanzien van verjaring van misdrijven is hier van overeenkomstige toepassing. De IND werpt een veroordeling voor een ernstig misdrijf niet voor altijd aan de vreemdeling tegen. Er geldt een verjaringstermijn van tien jaren. Na verjaring van het misdrijf stuurt de IND stuurt de vreemdeling een brief met een uitnodiging tot het aanvragen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, De IND willigt deze aanvraag in op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb indien voldaan wordt aan alle volgende voorwaarden:

  • het misdrijf is verjaard;

  • de vreemdeling komt niet in aanmerking komt voor een andere verblijfsvergunning.
    Het betreft in dat geval op grond van artikel 3.5, derde lid, Vb een tijdelijk verblijfsrecht.


  • top
    top