Vc 2000
Vc 2000 C4/3.11.1.3. Openbare orde en artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
In artikel 3.105e Vb zijn de omstandigheden opgesomd
waaronder een verblijfsvergunning asiel geweigerd dient te worden aan de
vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat er een rechtsgrond is voor
verlening op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw. Hiervan is slechts
sprake indien er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat:
a. de vreemdeling een misdrijf tegen de vrede, een
oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft gepleegd, zoals
gedefinieerd in de internationale instrumenten waarmee wordt beoogd regelingen
te treffen ten aanzien van dergelijke misdrijven;
b. de vreemdeling een ernstig misdrijf heeft
gepleegd;
c. de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan daden
die in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de VN als vervat in
de preambule en de artikelen 1 en 2 van het Handvest van de VN;
d. de vreemdeling een gevaar vormt voor de gemeenschap of
de nationale veiligheid; of
e. de vreemdeling heeft aangezet tot of anderszins heeft
deelgenomen aan de onder a tot en met c vermelde misdrijven of daden.
Ten aanzien van vreemdelingen aan wie artikel 1F
Vluchtelingenverdrag wordt tegengeworpen, wordt verwezen naar C4/3.11.3.1. Zij
komen reeds op grond van artikel 3.107 Vb niet in aanmerking voor een
verblijfsvergunning asiel.
Ad a.
Deze weigeringsgrond komt overeen met de in artikel 1F,
onder a, Vluchtelingenverdrag (zie C4/3.11.3.2) genoemde misdrijven. Met
eerdergenoemde internationale instrumenten worden met name bedoeld het Handvest
van het Internationaal Militair Tribunaal van 8 augustus 1945
(Neurenberg-Handvest) en het Statuut van Rome inzake het Internationaal
Strafhof van 17 juli 1998.
Ad b.
Er is sprake van een ernstig misdrijf indien:
1.
de vreemdeling is veroordeeld tot een gevangenisstraf,
of aan hem een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd;
2.
het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van
de straffen of maatregelen in totaal ten minste 18 maanden bedraagt; en
3.
tenminste één van de veroordelingen betrekking heeft op
een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert, zoals
drugs-, zeden- en geweldsmisdrijven, brandstichting, mensenhandel, illegale
handel in wapens, munitie en explosieven en illegale handel in menselijke
organen en weefsels.
Voor de weigering van een verblijfsvergunning op grond van
artikel 3.105e, onder b, Vb is niet vereist dat de uitspraak, waarbij de
vreemdeling is veroordeeld wegens een misdrijf, onherroepelijk is
geworden.
Indien de vreemdeling een verblijfsvergunning is geweigerd
op grond van artikel 3.105e, onder b, Vb, wordt een eens gepleegd misdrijf niet
blijvend tegengeworpen. Paragraaf B1/4.4.1 ten aanzien van verjaring van
misdrijven is hier van overeenkomstige toepassing. In de hier bedoelde
gevallen, waarin immers sprake is van een ernstig misdrijf, wordt een
verjaringstermijn van tien jaren gehanteerd.
Indien de in paragraaf B1/4.4.1 beschreven toets leidt tot
de conclusie dat het misdrijf inderdaad niet langer wordt tegengeworpen, en er
geen andere grond is voor verblijf, wordt de vreemdeling uitgenodigd een
verblijfsvergunning regulier aan te vragen. Deze aanvraag wordt vervolgens
ingewilligd op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb. Het betreft in dat geval
op grond van artikel 3.5, derde lid, Vb een tijdelijk verblijfsrecht.
Ad c.
Deze weigeringsgrond komt overeen met de handelingen,
bedoeld in artikel 1F, onder c, Vluchtelingenverdrag.
Ad d.
Of hiervan sprake is, wordt aan de hand van de concrete
omstandigheden van het geval beoordeeld, zie C4/3.11.1.1 en C4/3.11.1.2.
Onder gevaar voor de gemeenschap of de nationale veiligheid
wordt ook verstaan de situatie waarin het verlenen van een verblijfsvergunning
zou betekenen dat Nederland zou verworden tot een gastland van mensen die
elders de publieke rechtsorde ernstig schokten door daden die ook naar
Nederlands recht zware misdrijven zouden opleveren.
Ad e.
Of hiervan sprake is, wordt aan de hand van de concrete
omstandigheden van het geval beoordeeld.
|
Vc 2013
C2/6.2.7 | 6.2.7 Openbare orde of nationale veiligheid |
| |
| |
|
topVc 2013 Deel C - 2/ 6.2.7 Openbare orde of nationale veiligheid
Algemeen
Bij de beoordeling van een aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel, onderzoekt de IND of de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. De IND beoordeelt of van het beleid moet worden afgeweken, indien de vreemdeling bijzondere omstandigheden aanvoert. Door de vreemdeling aangevoerde bijzondere omstandigheden mogen geen verband houden met het door hem gepleegde strafbare feit. Bij de toetsing van de bijzondere omstandigheden weegt de IND het risico op recidive mee. Het ontbreken van risico op recidive vormt geen reden voor de IND om af te wijken van het beleid.
Voor de toepassing van het begrip ‘gevaar voor de nationale veiligheid’, zie paragraaf B1/4.4 Vc.
Openbare orde als de vreemdeling een verdragsvluchteling is
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan de vreemdeling, die aan alle volgende voorwaarden voldoet:
de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel voort bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.;
de vreemdeling is veroordeeld voor een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ en een ‘gevaar vormt voor de gemeenschap’.
Er is sprake van een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
de vreemdeling is bij onherroepelijk rechterlijk vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of aan hem is een vrijheidsbenemende maatregel opgelegd;
het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel bedraagt in totaal tenminste 24 maanden.
De IND betrekt de strafbare feiten die de vreemdeling in het buitenland heeft gepleegd ook bij de
beoordeling. Hierbij beoordeelt de IND, op basis van door het Openbaar Ministerie verstrekte
informatie, welke gevolgen naar Nederlands recht aan de strafbare feiten zouden zijn verbonden,
indien die strafbare feiten in Nederland zouden zijn gepleegd en bestraft.
De IND weegt bij de beoordeling van het ‘gevaar voor de gemeenschap’ dat de vreemdeling vormt in
ieder geval de volgende aspecten mee:
de aard van het misdrijf;
de opgelegde straf.
De IND beoordeelt het gevaar dat de vreemdeling voor de gemeenschap vormt aan de hand van de situatie zoals die zich voordoet bij het beoordelen van de aanvraag (‘ex nunc’-beoordeling). De IND neemt een gevaar voor de gemeenschap aan in alle volgende gevallen:
drugs-, zeden-en geweldsmisdrijven;
brandstichting:
mensenhandel;
illegale handel in wapens, munitie en explosieven;
illegale handel in menselijke organen en weefsels.
De vreemdeling vormt ook een gevaar voor de gemeenschap of nationale veiligheid als bedoeld in artikel 3.105 onder d Vb:
indien deze in het buitenland handelingen heeft verricht die de publieke rechtsorde ernstig schokten, en;
die naar Nederlands recht als zware misdrijven worden aangemerkt.
De IND beoordeelt of de door de vreemdeling aangevoerde feiten of omstandigheden aannemelijk maken dat in zijn geval geen sprake is van gevaar voor de gemeenschap. Indien de vreemdeling aanvoert dat de laatste veroordeling lang geleden heeft plaatsgevonden en dat hij sindsdien zich niet schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit, hanteert de IND een verjaringstermijn van twintig jaren. Paragraaf B1/4.4 ten aanzien van verjaring van misdrijven is in dit verband van overeenkomstige toepassing.
Openbare orde en artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw
De aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van een vreemdeling die heeft aangetoond een risico te lopen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, mag door de IND worden afgewezen, indien de vreemdeling veroordeeld is voor een ‘ernstig misdrijf’. Er is sprake van een ernstig misdrijf indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
de vreemdeling is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of aan hem is een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd;
het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel bedraagt in totaal tenminste achttien maanden;
in ieder geval één van de veroordelingen heeft betrekking op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert.
De IND mag een ernstig misdrijf ook aan een vreemdeling tegenwerpen indien de veroordeling voor dit misdrijf nog niet onherroepelijk is geworden. Paragraaf B1/4.4 ten aanzien van verjaring van misdrijven is hier van overeenkomstige toepassing. De IND werpt een veroordeling voor een ernstig misdrijf niet voor altijd aan de vreemdeling tegen. Er geldt een verjaringstermijn van tien jaren. Na verjaring van het misdrijf stuurt de IND stuurt de vreemdeling een brief met een uitnodiging tot het aanvragen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, De IND willigt deze aanvraag in op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb indien voldaan wordt aan alle volgende voorwaarden:
het misdrijf is verjaard;
de vreemdeling komt niet in aanmerking komt voor een andere verblijfsvergunning.
Het betreft in dat geval op grond van artikel 3.5, derde lid, Vb een tijdelijk verblijfsrecht.
|
top |
top |
|