TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 C4/3.11.3.4. Uitzettingsbeletsel op grond van artikel 3 EVRM

De situatie kan zich voordoen dat aan de vreemdeling op grond van artikel 1F Vluchtelingenverdrag geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt verleend, maar dat tegelijkertijd aannemelijk is dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM. De vreemdeling bevindt zich dan in de situatie dat hem geen verblijfstitel wordt verleend, maar dat hij evenmin wordt uitgezet. De onderlinge verhouding tussen artikel 45 en artikel 29, eerste lid, Vw brengt met zich mee, dat zo enigszins mogelijk wordt voorkomen dat de vreemdeling in die situatie geraakt.

In deze gevallen wordt bij het nemen van het besluit beoordeeld:

a. of artikel 3 EVRM zich duurzaam verzet tegen uitzetting van de vreemdeling naar het land van herkomst; en, zo ja,

b. of het blijvend onthouden van een verblijfsvergunning disproportioneel is.

Ad a.

De term duurzaam houdt ten eerste in dat de vreemdeling zich op het moment dat het besluit wordt genomen reeds gedurende tien jaren zonder verblijfsvergunning in Nederland in de situatie bevindt dat hij wegens schending van artikel 3 EVRM niet kan worden uitgezet, te rekenen vanaf datum eerste asielaanvraag. De term duurzaam houdt verder in dat er geen vooruitzicht is op verandering in deze situatie binnen niet al te lange termijn. Voor een positieve beantwoording van de vraag onder a. dient de vreemdeling tot slot aannemelijk te hebben gemaakt dat vertrek naar een ander land dan het land van herkomst ondanks voldoende inspanningen van de vreemdeling om te voldoen aan zijn vertrekplicht niet mogelijk is.

Ad b.

Indien de toets onder a. leidt tot een bevestigend antwoord, kan dit leiden tot de proportionaliteitstoets. Hiervoor dient de vreemdeling aannemelijk te hebben gemaakt dat hij zich in Nederland in een uitzonderlijke situatie bevindt. Aan de hand van deze door de vreemdeling aangedragen elementen wordt beoordeeld of het blijvend onthouden van een verblijfsvergunning disproportioneel is.

Indien de toets inderdaad tot deze conclusie leidt, en er geen andere grond is voor verblijf, wordt de vreemdeling uitgenodigd een verblijfsvergunning regulier aan te vragen. Deze aanvraag wordt vervolgens ingewilligd op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb. Het betreft in dat geval op grond van artikel 3.5, derde lid, Vb een tijdelijk verblijfsrecht.

Vc 2013