Vc 2000
Vc 2000 C4/3.4. Valse of vervalste documenten
Indien de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag valse of
vervalste reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden heeft
overgelegd en, hoewel daaromtrent ondervraagd, opzettelijk de echtheid daarvan
heeft volgehouden, wordt deze omstandigheid mede betrokken bij het onderzoek
naar de aanvraag.
Het gaat hier om bedrog van de zijde van de asielzoeker, dat
in beginsel niet tot inwilliging van de aanvraag kan leiden. Iedere vreemdeling
die een verblijfsvergunning asiel aanvraagt, dient de waarheid te spreken en
mag niets achterhouden aangaande de (beweerde) vluchtsituatie.
Soms mag een vreemdeling, om aan een objectieve vluchtsituatie
te ontkomen, zich bedienen van vervalste of verkeerde bescheiden - maar,
eenmaal in Nederland aangekomen, dient hij dit onmiddellijk aan te geven ten
genoege van het bevoegd gezag. Houdt de vreemdeling bij het overleggen van de
documenten en gevraagd naar de echtheid, opzettelijk vol - hij wil dus niet
meewerken - dan kan dit tot afwijzing leiden.
Indien de asielzoeker desondanks meent dat hij bescherming
behoeft, wordt van hem een grotere inspanning verwacht om de noodzaak hiertoe
aannemelijk te maken.
|