Vc 2000
Vc 2000 C4/3.7. Veilig land van herkomst
Indien de vreemdeling afkomstig is uit een land dat partij is
bij het Vluchtelingenverdrag en één van de mensenrechtenverdragen die worden
genoemd in artikel 30, onder d, Vw en
hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het land van herkomst ten aanzien van
hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, wordt deze omstandigheid mede
betrokken bij het onderzoek naar de aanvraag. De hier bedoelde landen worden
beschouwd als veilige landen van herkomst en om deze reden bestaat een algemeen
rechtsvermoeden dat in het betrokken land geen vervolging dreigt of andere
risico's als genoemd in artikel 29, eerste lid,
onder b en c, Vw.
In het kader van deze bepaling is dus geen sprake van een
lijst van veilige landen, maar van een systeem waarbij het gaat om landen die
de bedoelde verdragen hebben onderschreven en het ook aannemelijk is dat die
landen de verdragen nakomen.
Aan een vreemdeling die afkomstig is uit een land dat
weliswaar partij is bij het Vluchtelingenverdrag en één van de verdragen
genoemd in artikel 30, onder d, Vw,
maar waarvan uit feiten van algemene bekendheid is gebleken dat dit land de
verdragsverplichtingen niet naleeft, wordt artikel 31, eerste lid, onder g, Vw niet tegengeworpen.
Hierbij wordt gedacht aan landen waarop artikel
29, eerste lid, onder d, Vw (categoriale bescherming, zie
C2/5) of een besluitmoratorium als bedoeld
in artikel 43 Vw (zie C19) van toepassing is en landen waarvan uit ambtsberichten
blijkt dat zij elementaire mensenrechten schenden.
Ten aanzien van deze vreemdelingen kan de presumptie van
veiligheid, die volgt uit de ondertekening van de genoemde verdragen, niet
onverkort gehandhaafd worden. De vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat
hij afkomstig is uit zo'n land zal al snel aannemelijk kunnen maken dat dat
land de verdragsverplichtingen ten aanzien van hem niet nakomt.
Bij de vraag of het betreffende land ten aanzien van de
individuele asielzoeker zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, vormt het
relaas van de asielzoeker het uitgangspunt. De asielzoeker moet duidelijk maken
wat er aan de hand is en hoe dat past in de context van het land waar hij
vandaan komt.
De bewijslastverdeling ligt hier echter niet eenzijdig bij de
asielzoeker. Bij de behandeling van de aanvraag wordt ook door de IND bekeken
en meegewogen of het betreffende land in de praktijk de verplichtingen uit de
relevante mensenrechtenverdragen naleeft.
|
Vc 2013
C2/6.2.4 | 6.2.4 Veilig land van herkomst en veilig derde land |
| |
| |
|
topVc 2013 Deel C - 2/ 6.2.4 Veilig land van herkomst en veilig derde land
De IND wijst een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet af op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder g, Vw respectievelijk artikel 31, tweede lid, aanhef en onder h, Vw als de vreemdeling afkomstig is uit of heeft verbleven in een land dat weliswaar partij is bij het Vluchtelingenverdrag en één van de verdragen genoemd in artikel 30, onder d, Vw, maar waarvan uit feiten van algemene bekendheid is gebleken dat dit land de verdragsverplichtingen niet nakomt.
Bij de beantwoording van de vraag of het land van herkomst van de vreemdeling of het derde land waar de vreemdeling heeft verbleven ten aanzien van de vreemdeling zijn verdragsverplichting niet nakomt, geldt een tussen de IND en de vreemdeling een gedeelde bewijslast:
de vreemdeling moet onderbouwen dat het land van herkomst van de vreemdeling of het derde land waar hij heeft verbleven de verdragsverplichtingen ten aanzien van hem niet nakomt;
de IND onderzoekt of het land van herkomst van de vreemdeling of het derde land waar de vreemdeling heeft verbleven in de praktijk de verdragsverplichtingen nakomt.
De IND neemt in ieder geval in de volgende situaties aan dat een land van herkomst of een derde land zijn verdragsverplichtingen niet nakomt:
landen waarop artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw (categoriale bescherming) van toepassing is;
landen waarop een besluitmoratorium als bedoeld in artikel 43 Vw van toepassing is;
landen waarvan uit ambtsberichten blijkt dat zij elementaire mensenrechten schenden.
Doorreis en verblijf
De IND wijst de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd alleen af op grond van
artikel 31, tweede lid, onder h, Vw als de vreemdeling heeft verbleven in een veilig derde land. Deze
regel is niet van toepassing als de vreemdeling het veilige derde land is doorgereisd zonder daar te
verblijven. Er is sprake van verblijf van de vreemdeling in een veilig derde land als uit objectieve feiten
of omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling in het land van herkomst niet de intentie had om
naar Nederland te reizen.
De IND neemt in ieder geval aan dat een vreemdeling geen intentie had om naar Nederland te reizen,
als de vreemdeling gedurende twee weken of langer in een veilig derde land heeft verbleven.
Deze regel gaat niet op als uit objectieve feiten of omstandigheden (bijvoorbeeld uit documenten)
blijkt dat de vreemdeling in het land van herkomst wel de intentie had om naar Nederland te reizen.
|
top |
top |
|