Vc 2000
Vc 2000 C5/4.1. Algemeen
Op grond van artikel 32, eerste lid, onder c, Vw kan de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden ingetrokken, dan wel kan de aanvraag om verlenging ervan worden afgewezen, als de grond voor verlening, bedoeld in artikel 29 Vw, is komen te vervallen. Intrekking op deze grond is op grond van artikel 3.105c, eerste lid, Vb en artikel 3.105f, eerste lid, Vb verplicht indien: a. de verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, Vw; b. de asielaanvraag op grond waarvan de verblijfsvergunning is verleend is ingediend op of na 20 oktober 2004; en c. op grond van artikel 3.37e VV de conclusie is getrokken dat de verandering van omstandigheden een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft om intrekking te rechtvaardigen.Ad b.Dit volgt uit artikel III Besluit van 9 april 2008 tot wijziging van het Vb en het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg ter implementatie van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PbEU L 304) (Stb. 2008, 16). Ad c.Indien de verandering van omstandigheden betrekking heeft op één of meerdere aspecten van de algemene situatie in (een deel van) het land van herkomst of een derde land, wordt in het landgebonden asielbeleid (zie C24) aangegeven dat deze verandering van omstandigheden een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter hebben om intrekking te rechtvaardigen. Dit laatste wordt in ieder geval niet aangenomen indien de vreemdeling tevens nog aanspraak maakt op een verblijfsvergunning asiel op één van de andere gronden van artikel 29, eerste lid, Vw. Intrekking vindt plaats met ingang van het moment waarop de inwilligingsgrond is komen te vervallen.
|
Vc 2013
|