Vc 2000
Vc 2000 C5/5. De vreemdeling heeft zijn hoofdverblijf buiten Nederland gevestigd
Op grond van artikel 32, eerste lid, onder d, Vw kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden ingetrokken, dan wel kan de aanvraag om verlenging ervan worden afgewezen, als de vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd. Deze intrekkings-/weigeringsgrond wordt echter niet toegepast indien de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, Vw. Het kan hier gaan om vestiging in het land van herkomst of in een derde land. Indien de vreemdeling zich vestigt in het land van herkomst kan tevens de grond voor verlening van de verblijfsvergunning zijn komen te vervallen (zie C5/4). Intrekking vindt plaats met ingang van de datum dat de verplaatsing vastgesteld kon worden, bijvoorbeeld bij vertrek met behulp van IOM of uitschrijving uit de GBA. Als het vertrek zonder kennisgeving of uitschrijving geschiedt, zal vaststelling van verplaatsing hoofdverblijf eerst na negen maanden (of drie maal zes maanden) kunnen plaatsvinden (zie B1/5.3.2). Als de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd reeds is verstreken kan ook worden volstaan met het niet verlengen ervan. De in B1/5.3.2 opgenomen regels met betrekking tot de verplaatsing van het hoofdverblijf zijn van overeenkomstige toepassing. In de gevallen waarin de vreemdeling bij de vreemdelingenpolitie meldt dat hij voor langere duur Nederland gaat verlaten, dient de vreemdelingenpolitie hiervan melding te maken aan de IND. |
Vc 2013
|