TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 C7/1.3.2. Gevallen waarin het inburgeringsvereiste niet van toepassing is

Op grond van artikel 3.107a, eerste lid, Vb wordt de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd afgewezen als de vreemdeling het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 Wet inburgering, niet heeft behaald. Dit is ingevolge artikel 3.107a, tweede tot en met het vierde lid, Vb niet van toepassing indien:

a. de vreemdeling 65 jaar of ouder is;

b. de vreemdeling ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven;

c. de vreemdeling is vrijgesteld van het inburgeringsvereiste omdat hij beschikt over een document als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met l, van het Besluit inburgering;

d. de vreemdeling is vrijgesteld van het inburgeringsvereiste omdat hij voldoet aan een van de criteria, genoemd in artikel 2.5, onder a tot en met c, van het Besluit inburgering;

e. de vreemdeling door het college van B&W is ontheven van de inburgeringsplicht omdat de vreemdeling heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen;

f. de vreemdeling door het college van B&W is ontheven van de inburgeringsplicht omdat het college op grond van door de vreemdeling aantoonbaar geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen;

g. naar het oordeel van de Minister voor I&A blijkens een door de vreemdeling overgelegd medisch advies, van een door het college van B&W aangewezen onafhankelijk arts, vanwege een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen;

h. toepassing daarvan naar het oordeel van de Minister voor I&A zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Ad a.

Minderjarige vreemdelingen zijn niet van rechtswege vanwege hun leeftijd vrijgesteld van het inburgeringsvereiste. Minderjarige vreemdelingen worden echter wel op grond van de hardheidsclausule vrijgesteld van het inburgeringsvereiste (zie ad h).

Ad b.

B1/4.7.2.1 ad b is van overeenkomstige toepassing.

Ad c en d.

B1/4.7.2.1 ad c en d is van overeenkomstige toepassing.

Ad e.

In artikel 3.107a, tweede lid, onder d, Vb is de doorwerking geregeld van de gemeentelijke ontheffing dat de vreemdeling wegens een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Inburgeringsplichtige vreemdelingen worden op deze grond door het college van B&W van de inburgeringsplicht ontheven (zie artikel 6, eerste lid, Wet inburgering), nadat een onafhankelijke arts terzake een medisch advies heeft uitgebracht (zie artikel 2.8 Besluit inburgering). Deze beslissing van het college heeft dus ook tot gevolg dat het inburgeringsvereiste niet wordt gesteld in het kader van de aanvraag om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. De verleende ontheffing dient te blijken uit een afschrift van de beschikking van het college van B&W. De beschikking is op de dag van indiening van de aanvraag niet ouder dan drie jaar.

Ad f.

B1/4.7.2.1 ad f is van overeenkomstige toepassing.

Ad g.

Op grond van artikel 3.107a, derde lid, Vb kan de Minister voor I&A besluiten het inburgeringsvereiste buiten toepassing te laten, indien de vreemdeling naar het oordeel van de Minister blijkens een door de vreemdeling overgelegd medisch advies, van een door het college van B&W aangewezen onafhankelijk arts, wegens een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen.

De IND maakt ter beoordeling van de psychische of lichamelijke belemmering eveneens gebruik van het medische advies van de onafhankelijke arts (artikel 2.8 Besluit inburgering). Betrokkene toont zelf door middel van een 'medisch advies inburgeringsexamen' aan dat hij in aanmerking komt voor ontheffing. Hiervoor dient de procedure gevolgd te worden, zoals omschreven in B1/4.7.2.2.

Ad h.

Deze ontheffingsgrond betreft de zogenaamde hardheidsclausule.

In artikel 3.107a, vierde lid, Vb is voorzien in een zogenoemde hardheidsclausule. Ook indien de vreemdeling niet beschikt over het inburgeringsdiploma en niet behoort tot een van de vrijgestelde categorieën is het mogelijk dat de aanvraag niet wordt afgewezen op het enkele feit dat de vreemdeling niet voldoet aan het inburgeringsvereiste, indien de toepassing van het inburgeringsvereiste naar het oordeel van de Minister leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. De vreemdeling die zich erop beroept dat het toepassen van het inburgeringsvereiste ten aanzien van hem leidt tot een tot een onbillijkheid van overwegende aard, motiveert dit beroep reeds bij het indienen van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd en onderbouwt dit zoveel als mogelijk met bewijsstukken. Het aanvraagformulier vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij aan het inburgeringsvereiste voldoet. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling ook verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen.

Indien geen (afdoende) bewijs wordt overgelegd ter staving van het beroep op de hardheidsclausule, terwijl vast staat dat de vreemdeling hier wel schriftelijk op is gewezen, wordt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd conform artikel 34 Vw in samenhang met artikel 3.107a, eerste lid, Vb afgewezen wegens het niet behalen van het inburgeringsexamen.

Bijzondere groepen in het kader van de hardheidsclausule

Bij de toepassing van de hardheidsclausule kan ondermeer worden gedacht aan de situaties in de volgende paragrafen.

A. Minderjarige vreemdelingen

Van minderjarige vreemdelingen wordt niet verwacht het inburgeringsexamen te behalen. Minderjarige vreemdelingen vallen om deze reden onder de hardheidsclausule.

B. Beroep op het ondanks geleverde inspanning redelijkerwijs niet in staat kunnen worden geacht het inburgeringsexamen te behalen

De hardheidsclausule kan ook toegepast worden in de situaties waarin de Minister voor I&A op grond van door de vreemdeling aantoonbaar geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor deze vreemdeling redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.

B1/4.7.2.3, kopje B. Beroep op het ondanks geleverde inspanning redelijkerwijs niet in staat kunnen worden geacht het inburgeringsexamen te behalen is van overeenkomstige toepassing.

Niet-bijzondere gevallen in het kader van de hardheidsclausule

Er is in ieder geval geen sprake van een zeer bijzonder geval, indien betrokkene stelt, hoewel inburgeringsplichtig, geen aanbod tot een inburgeringsvoorziening of geen inburgeringsvoorziening opgelegd te hebben gekregen of geen aanbod tot een taalkennisvoorziening te hebben gekregen van de gemeente of nimmer te hebben geweten het inburgeringsexamen behaald te moeten hebben.

Het inburgeringsvereiste zal nimmer buiten toepassing worden gelaten om die reden. De voorwaarden waaronder een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend waren reeds met inwerkingtreding van de Wet inburgering op 1 januari 2007 duidelijk. Van een onverwachte confrontatie met het inburgeringsvereiste is geen sprake. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om ingeburgerd te geraken.

Vc 2013
C5/33. Afwijzingsgronden verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd

top

Vc 2013 Deel C - 5/ 3. Afwijzingsgronden verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd


Als zich op het moment dat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verloopt een grond voordoet als bedoeld in artikel 32 Vw, handelt de IND conform paragraaf C2/7 Vc.

De IND wijst de aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd niet af op grond van artikel 32, eerste lid onder c Vw, als de verleningsgrond van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was vervallen, maar zich op het moment van behandeling van de aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd opnieuw voordoet.

Voor de beleidsregels met betrekking tot de ontheffingsgrond als bedoeld in artikel 3.107a, tweede lid, onder b Vb (‘het inburgeringsvereiste’) is paragraaf B1/7.1.11 Vc van overeenkomstige toepassing


top
top