TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die op 31 maart 2013 luidde in Vc 2000.
In de rechter kolom staat de HUIDIGE tekst zoals die OP 1 april 2013 in de Vc 2013 voorkomt.
Vc 2000

Vc 2000 A6/6.2.3. Behandeling van de kennisgeving/het 1e beroep door de rechtbank

In artikel 94, lid 2 Vw is voorgeschreven dat de rechtbank onmiddellijk het tijdstip van het onderzoek ter zitting bepaalt. De zitting vindt uiterlijk op de 14e dag na ontvangst van het beroepschrift of de kennisgeving plaats. De rechtbank roept de vreemdeling op om in persoon dan wel in persoon bij raadsman te verschijnen om te worden gehoord. Tevens roept de rechtbank de gemachtigde van de Minister op. Tijdens dit onderzoek ter zitting kan de vreemdeling zich alleen doen bijstaan door een raadsman. Als raadsman wordt slechts toegelaten een in Nederland ingeschreven advocaat of een rechtshulpverlener die in dienst is van de SRA, indien deze persoon aan de daarvoor gestelde eisen voldoet (zie artikel 98, derde lid, Vw).

De rechtbank doet mondeling ter zitting of schriftelijk uitspraak. De schriftelijke uitspraak wordt binnen zeven dagen na de sluiting van het onderzoek gedaan.

Indien de rechtbank de toepassing of de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig acht, verklaart zij het beroep gegrond. In dat geval beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Ook kan de rechtbank schadevergoeding toekennen (zie hierna A6/6.4).

De griffier van de rechtbank zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van de uitspraak aan de vreemdeling of zijn advocaat en aan de IND. De IND informeert vervolgens de DT&V. De DT&V geeft aan hoe verder ten aanzien van de vreemdeling gehandeld moet worden. Een opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel kan enkel geschieden na overleg met de DT&V en eventueel met de IND, gelet op het eventueel in te dienen hoger beroep of het verzoeken om een voorlopige voorziening.

Indien uit informatie van de rechtbank blijkt dat de vrijheidsontnemende maatregel onmiddellijk dient te worden opgeheven, informeert de IND onverwijld de DT&V. De maatregel dient onverwijld door een daartoe bevoegd ambtenaar van de Vreemdelingenpolitie, de Kmar of de DT&V te worden opgeheven onder gebruikmaking van het Model M113. De vreemdeling wordt dus niet zonder voorafgaande opheffing heengezonden. Indien in de inrichting waar de vreemdeling zich bevindt geen tot opheffing bevoegde ambtenaar aanwezig is, kan een wel bevoegde ambtenaar een schriftelijk verzoek om invrijheidstelling richten aan de directeur, vergezeld van een Model M113. Voorts kan de directeur van de inrichting verzocht worden om de vreemdeling een mededeling te doen omtrent melding of vertrek. Een afschrift van het opheffingsbewijs (zie Model M113) dient naar de DT&V te worden verzonden.

Vc 2013
A5/7De behandeling van beroep

top

Vc 2013 - A5 / 7. De behandeling van het beroep

De DT&V faxt uiterlijk op dag drie na indiening van het beroep model M120 naar de IND.

Als uit de uitspraak van de rechtbank op het beroep blijkt dat de bewaring moet worden opgeheven, informeert de IND direct de DT&V. Hierbij overlegt de IND zo nodig met de DT&V in verband met het in te dienen hoger beroep of het verzoek om een voorlopige voorziening.

De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen of van de DT&V heft de bewaring op met gebruikmaking van het model M113. Hiertoe richt deze ambtenaar een schriftelijk verzoek om invrijheidstelling aan de directeur van de justitiële inrichting, vergezeld van een model M113. De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen of van de DT&V zendt een afschrift van model M113 naar de DT&V.

top
top