Vc 2013
Vc 2013 - A1 / 4.7. Garantstelling door derde
In het geval dat de vreemdeling zelf niet over voldoende middelen van bestaan beschikt, verleent de ambtenaar belast met de grensbewaking de vreemdeling toegang wanneer een solvabele derde die in Nederland rechtmatig verblijf heeft zich garant stelt door ondertekening van een garantverklaring (zie bijlage 6a VV tot en met bijlage 6c VV/artikel 14, vierde lid, Visumcode).
De solvabele derde stelt zich garant voor de kosten die voor de staat of voor andere openbare lichamen uit het verblijf van de vreemdeling kunnen voortvloeien, en ook voor de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar de toelating van de vreemdeling is gewaarborgd. De ambtenaar belast met de grensbewaking merkt een derde aan als solvabel als de derde zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. De begrippen zelfstandig, duurzaam en voldoende zijn nader uitgewerkt in artikel 3.73 Vb, artikel 3.75 Vb en artikel 3.74, eerste lid, onder a Vb en zijn overeenkomstig van toepassing op de verlening van een visum voor kort verblijf aan een vreemdeling.
In het geval dat een solvabele derde zich garant stelt voor meer dan één persoon, mag de ambtenaar belast met de grensbewaking aanvullende voorwaarden stellen. De ambtenaar belast met de grensbewaking mag verlangen dat de solvabele derde een bankgarantie ter hoogte van het lijnvluchttarief KLM en/of meerdere gescheiden garantverklaringen overlegt. De solvabele derde moet zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikken voor elke aanvullend aangedragen vreemdeling voor wie de solvabele derde zich garant wil stellen.
De Minister van BuZa of de ambtenaar belast met de grensbewaking mag een aanvraag voor een visum kort verblijf afwijzen als een solvabele derde zich al eerder garant heeft gesteld voor een vreemdeling die een visum heeft aangevraagd en hij niet of onvoldoende aannemelijk maakt dat deze vreemdeling tijdig is teruggekeerd naar het land van herkomst of een land waar de toelating van de vreemdeling is gewaarborgd.
|
Vc 2000
A2/4.2.3.2 | Middelen van bestaan |
A2/4.3.3.1 | Schengenvisa |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
|
topVc 2000 Deel A - 2 / 4.2.3.2. Middelen van bestaan
Als toegangsvoorwaarde voor
verblijf van ten hoogste drie maanden geldt voorts het vereiste om te
beschikken over voldoende middelen van bestaan. Overigens wordt ook in
het kader van de aanvraag tot het verlenen van een visum voor kort
verblijf bezien of de aanvrager over voldoende middelen van bestaan
beschikt voor de duur van het voorgenomen verblijf (zie artikel 21,
vijfde lid, Visumcode).
De middelen dienen toereikend te zijn
om te voorzien in zowel de kosten van het verblijf in Nederland als in
de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar de toegang
gewaarborgd is. Of de middelen waarover de vreemdeling kan beschikken
toereikend zijn, hangt af van verschillende (persoonsgebonden)
factoren, waaronder de duur van het voorgenomen verblijf, het reisdoel,
de persoonlijke omstandigheden en de aard van het gebruikte
vervoermiddel. Vaste maatstaven zijn in dit verband niet te geven. Ter
indicatie kan worden aangenomen dat vreemdelingen die zelfstandig
reizen, moeten kunnen voorzien in de kosten van hun verblijf en
onderdak, hetgeen voor Nederland neerkomt op een bedrag van ten minste
€ 34 per persoon per dag. Dit bedrag is exclusief de eventuele
kosten voor een vliegreis naar een plaats buiten Nederland waar de
toegang is gewaarborgd.
Aan vreemdelingen van wie
niet zeker is dat zij over voldoende bestaansmiddelen kunnen beschikken
voor de duur van het voorgenomen verblijf en/of voor de terugreis/reis
naar een derde land, kan onder voorwaarden toegang worden verleend (zie
artikel 2.11 Vb). Deze voorwaarden
zijn:
a. |
er
bestaat geen aanleiding de vreemdeling de toegang om een van de andere
voorwaarden genoemd in artikel 5, eerste lid, SGC te weigeren en er
zijn geen redenen om aan te nemen dat de vreemdeling zich niet zal
houden aan de in artikel 12 Vw gestelde voorwaarden voor kort verblijf
(zie vrije termijn A2/4.4); |
b. |
de
vreemdeling stelt zonodig zekerheid voor de kosten van de reis naar een
plaats buiten Nederland waar zijn toelating gewaarborgd is, door het
deponeren van een retourpassagebiljet of een
garantiesom; |
c. |
de vreemdeling stelt
zonodig zekerheid doordat een in Nederland wonende solvabele derde zich
garant stelt door ondertekening van een
garantverklaring. |
In daarvoor in
aanmerking komende gevallen kan tevens een meldplicht worden opgelegd
met toepassing van artikel 4.24, eerste lid, onder d, Vb.
Kennisgeving aan de Korpschef van de
toegangsverlening onder voorwaarden geschiedt door middel van model
M20. Zie voor toegang onder voorwaarden ook
A2/5.4.
Ad b
retourpassagebiljet en garantiesom
Aan de
vreemdeling kan worden verzocht een in zijn bezit zijnde
retourpassagebiljet te deponeren tot zekerheidstelling. In het geval de
vreemdeling gebruik heeft gemaakt van electronic ticketing en derhalve
niet in het bezit is van een retourpassagebiljet, wijst de ambtenaar
belast met de grensbewaking de vreemdeling op de mogelijkheid om alsnog
door de luchtvaartmaatschappij een retourpassagebiljet te laten
printen. Indien de betreffende luchtvaartmaatschappij hier niet aan kan
of wil voldoen, behoudt de ambtenaar belast met de grensbewaking de
bevoegdheid tot het stellen van zekerheid. De geldigheid van het
retourpassagebiljet moet de duur van het voorgenomen verblijf
overschrijden.
De vreemdeling kan ook een
garantiesom deponeren. Voor de hoogte van de garantiesom zijn de
lijnvluchttarieven van de KLM bepalend. Deze tarieven kunnen worden
opgevraagd bij de KLM of bij de KMar.
Van de
mogelijkheid een garantiesom te deponeren, zal in het bijzonder gebruik
kunnen worden gemaakt in de volgende
gevallen:
|
vreemdelingen
die voor familiebezoek of toeristische doeleinden naar ons land komen
en niet in het bezit zijn van een retourpassagebiljet geldig voor de
terugreis; of |
|
zeelieden die na
binnenkomst of afmonstering hier te lande toestemming krijgen voor het
zoeken van werk aan boord van een ander
schip. |
Beheer
retourpassagebiljet en garantiesom
Aan
vreemdelingen die bij binnenkomst in Nederland een garantiesom of een
retourpassagebiljet deponeren, wordt een folder uitgereikt. Hierin
wordt informatie verschaft over ontvangst, beheer en teruggave van aan
de grens gedeponeerde garantiesommen en
retourpassagebiljetten.
Aan de vreemdeling die een
retourpassagebiljet of een garantiesom deponeert, wordt tevens een
ontvangstbewijs afgegeven. Ook aan een derde die een garantiesom
deponeert, wordt een dergelijk ontvangstbewijs
afgegeven.
In de regel beheert de
Korpschef de bij hem gedeponeerde retourpassagebiljetten en
garantiesommen. Retourpassagebiljetten die aan de grens zijn
gedeponeerd, worden in de regel toegezonden aan de Korpschef van de
politieregio waarin de gemeente waar de vreemdeling zal verblijven is
gelegen. Garantiesommen die aan de grens zijn gedeponeerd, worden
gestort op de rekening van de Korpschef. Dit is alleen anders bij
retourpassagebiljetten en garantiesommen die aan de grensdoorlaatposten
van Amsterdam Schiphol, (luchthaven) Rotterdam en Rotterdam-Havens zijn
gedeponeerd. Deze blijven onder berusting van de KMar en ZHP en worden
dus niet doorgestuurd aan de Korpschef van de politieregio waarin de
gemeente waar de vreemdeling zal verblijven, is
gelegen.
Over gedeponeerde garantiesommen
wordt geen rente
vergoed.
Teruggave en
restitutie in Nederland
De vreemdeling die een
retourpassagebiljet of een garantiesom heeft gedeponeerd, moet zich
voor teruggave daarvan rechtstreeks wenden tot de beherende instantie.
Hetzelfde geldt voor derden die een garantiesom ten behoeve van een
vreemdeling hebben gedeponeerd.
De garantiesom dan wel het
retourpassagebiljet wordt aan de betrokkene teruggegeven op vertoon van
het ontvangstbewijs,
indien:
|
voldoende
zekerheid bestaat omtrent vertrek van de vreemdeling (op eigen kosten);
of |
|
naderhand een aanvraag om
een verblijfsvergunning wordt
ingewilligd. |
Garantiesommen
gedeponeerd door derden worden op vertoon van het ontvangstbewijs
gerestitueerd na vertrek van de vreemdeling uit het
Schengengebied.
Bij teruggave van de garantiesom dan wel het
retourpassagebiljet moet het ontvangstbewijs worden
ingenomen.
Teruggave en
restitutie vanuit het buitenland
Vreemdelingen die
Nederland hebben verlaten zonder zich vooraf wederom in het bezit van
de garantiesom of het retourpassagebiljet te hebben gesteld, dienen
zich tot een in hun land gevestigde Nederlandse diplomatieke of
consulaire vertegenwoordiging te wenden met het verzoek om restitutie
van de garantiesom respectievelijk teruggave van het
retourpassagebiljet. Een vreemdeling die rechtstreeks vanuit het
buitenland een verzoek om restitutie indient, moet worden verwezen naar
de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in zijn
land.
Ad c Garantstelling door
derde
Ook kan zekerheid worden gesteld doordat
een hier te lande wonende solvabele derde zich garant stelt door
ondertekening van een verklaring (zie bijlage 6a VV tot en met bijlage
6d VV/artikel 14 , vierde lid, Visumcode). In geval de vreemdeling
zelf niet over voldoende middelen van bestaan beschikt kan desondanks
toegang worden verleend wanneer een in Nederland rechtmatig
verblijvende solvabele derde zich garant heeft gesteld. Zie voor een
nadere uitwerking van solvabele derde
A2/4.3.3.1.
Deze derde stelt zich daarbij
garant voor de kosten die voor de Staat of andere openbare lichamen uit
het verblijf van de vreemdeling kunnen voortvloeien, alsmede voor de
kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar toelating van
de vreemdeling is
gewaarborgd.
|
topVc 2000 Deel A - 2 / 4.3.3.1. Schengenvisa
Een
eenvormig visum (in de vorm van een sticker) is een visum dat geldig is
voor het gehele grondgebied van alle Schengenstaten (zie artikel 2,
derde lid, Visumcode). Vreemdelingen die houder zijn van een geldig
Schengenvisum en die het grondgebied van één van de
Schengenstaten op rechtmatige wijze zijn binnengekomen, mogen zich in
beginsel vrij verplaatsen op het grondgebied van alle Schengenstaten.
Uitzondering hierop vormt het territoriaal beperkte visum, zie
hieronder.
De volgende typen Schengenvisa worden
onderscheiden:
|
het
luchthaventransitvisum (type A) (zie artikel 2, vijfde lid, Visumcode),
dat geldig is voor doorreis via de internationale transitzones van een
of meer luchthavens van de lidstaten;
en |
|
het visum (type C), dat
geldig is voor doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een
voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten
hoogste drie maanden in een periode van zes maanden (zie artikel 2,
tweede lid, Visumcode) |
Geldigheidsduur
Schengenvisa
Een visum kan worden afgegeven
voor één, twee of meerdere binnenkomsten. Voor houders van
visa geldt dat de duur van een ononderbroken verblijf, noch de totale
duur van de achtereenvolgende verblijfsperioden meer dan drie maanden
per zes maanden, te rekenen vanaf de datum van eerste binnenkomst, mag
bedragen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum
van eerste binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten (zie artikel
2, lid 2 Visumcode).
De geldigheidsduur van een visum voor
één reis bedraagt ten hoogste drie maanden. In bepaalde
gevallen kan een meervoudig visum met een geldigheidsduur tussen zes
maanden en vijf jaar worden toegekend (zie artikel 24, tweede lid,
Visumcode).
Het visum wordt in beginsel niet voor langere duur
verleend dan waarvoor het is
aangevraagd.
Visum met
territoriaal beperkte geldigheid
Het visum met
territoriaal beperkte geldigheid is een visum waarbij verblijf
uitsluitend is toegestaan op het grondgebied van één of meer
Schengenlidstaten. Zie voor gevallen waarin dergelijke visa kunnen
worden afgegeven artikel 25
Visumcode.
Visumverklaringen
In
de regel wordt het visum in een reisdocument aangebracht. In artikel 12
Visumcode is neergelegd waaraan het reisdocument dient te voldoen. In
bepaalde gevallen worden het luchthaventransitvisum en het visum niet
in het paspoort, maar op een afzonderlijk blad aangebracht: een
visumverklaring (zie artikel 2, achtste lid, Visumcode). Aan een
visumverklaring wordt dezelfde betekenis toegekend als aan een visum,
met dien verstande, dat de houder van een dergelijke visumverklaring te
allen tijde in het bezit dient te zijn van het identiteitsdocument
waarnaar in het visum wordt verwezen. Deze visumverklaringen kunnen
geldig gemaakt worden voor één of meerdere Schengenstaten.
Een visum dient in de vorm van een visumverklaring te worden afgegeven
wanneer het reisdocument door de lidstaat die het visum afgeeft niet
wordt erkend.
Reizigerslijst voor
schoolreizen binnen de EU
Aan scholieren van
derde landen die rechtmatig in Nederland verblijven, kan ter
vereenvoudiging van schoolreizen binnen de EU een reizigerslijst voor
scholieren worden afgegeven overeenkomstig het besluit van de Raad van
de EU van 30 november 1994 (94/75/JBZ). Bij dit besluit is een
standaard gemeenschappelijk formulier toegevoegd van een
reizigerslijst. De reizigerslijst is opgenomen in model M7.
Met
de reizigerslijst kunnen scholieren uit derde landen die rechtmatig
verblijf hebben in een van de lidstaten in de eerste plaats visumvrij
reizen tussen de lidstaten, maar zij moeten wel nog voldoen aan de
overige voorwaarden voor toegang. Lidstaten kunnen dan ook scholieren,
die niet aan de nationale voorwaarden voor toegang voldoen, de toegang
weigeren.
Daarnaast hebben de lidstaten van de EU de lijst
tevens erkend als geldig document voor grensoverschrijding, mits aan de
volgende voorwaarden is
voldaan:
|
de
lijst is voorzien van recente foto's van de op de lijst vermelde
scholieren die niet in het bezit zijn van een identiteitsbewijs met
foto; |
|
de verantwoordelijke
instantie van de lidstaat moet de verblijfsstatus van de betrokken
scholieren en hun recht om opnieuw tot het land te worden toegelaten
hebben bevestigd en ervoor hebben gezorgd dat het document
dienovereenkomstig gewaarmerkt
is; |
|
de lidstaat van verblijf
van de scholier in kwestie moet de andere lidstaten hebben meegedeeld
dat hij de lijst als geldig document voor grensoverschrijding wenst te
gebruiken. |
De scholieren komen voor
visumvrijstelling, door plaatsing op de reizigerslijst, in aanmerking
indien:
|
zij
in het kader van een schoolexcursie deelnemen aan een groepsreis van
leerlingen van een school voor algemeen vormend onderwijs
(basisscholen, scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor
voortgezet onderwijs); |
|
zij deel
uitmaken van een groep die begeleid wordt door een leerkracht van de
desbetreffende school; |
|
de
leerlingenlijst volledig is ingevuld en gewaarmerkt door het
schoolhoofd en is voorzien van recente foto's van de op de lijst
vermelde scholieren voor zover deze niet in het bezit zijn van een
identiteitsbewijs met foto;
en |
|
zij rechtmatig in een van de
Schengenstaten
verblijven. |
Criteria
voor visumverlening (kort verblijf)
De
criteria voor visumverlening zijn in beginsel gelijk aan de algemene
criteria die gelden voor toegang zoals opgenomen in artikel 5, eerste
lid, SGC. De criteria voor visumverlening zijn nader uitgewerkt in
artikel 21 Visumcode. Een van de basiscriteria bij visumverlening is
het voorkomen van illegale immigratie (zie artikel 21, eerste lid,
Visumcode). Hierbij is het aan de visumaanvrager om aannemelijk te
maken - zo nodig door middel van het overleggen van documenten
- dat de tijdige terugkeer voldoende is
gewaarborgd.
Zoals reeds in A2/4.2.3 werd
vermeld, is in artikel 5, eerste lid, onder c, SGC aangegeven dat een
vreemdeling dient te beschikken over voldoende middelen van bestaan. In
bijlage 18 van het Praktisch Handboek zijn de jaarlijkse door de
nationale autoriteiten vastgestelde referentiebedragen opgenomen.
Tevens dient de vreemdeling in het bezit te zijn van een toereikende en
geldige medische reisverzekering voor de duur van zijn verblijf in het
Schengengebied (zie artikel 15 Visumcode).
In geval de
vreemdeling zelf niet over voldoende middelen beschikt, kan desondanks
aan het middelenvereiste worden voldaan, indien een in Nederland
rechtmatig verblijvende solvabele derde zich garant stelt voor de
kosten die voor de staat of voor andere openbare lichamen uit het
verblijf van de vreemdeling kunnen voortvloeien, alsmede voor de kosten
van de reis naar een plaats buiten Nederland waar de toelating van de
vreemdeling is gewaarborgd (zie bijlage 6a VV tot en met bijlage 6c VV). Deze derde kan aangemerkt worden als solvabel indien hij
zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Onder voldoende wordt in dit kader verstaan een bruto maandinkomen
minimaal gelijk aan het minimumloon in de zin van de Wet op het
minimumloon en minimum vakantiebijslag (Wml). De begrippen zelfstandig,
hoogte en duurzaam zijn nader uitgewerkt in artikel 3.73 Vb
, artikel
3.74, eerste lid, onder a Vb,en artikel 3.75 Vb en zijn overeenkomstig
van toepassing op de verlening van kort verblijf.
In geval een
solvabele derde zich garant stelt voor meer dan één persoon,
kunnen aanvullende voorwaarden gesteld worden. In die gevallen kan
bijvoorbeeld verlangd worden dat een bankgarantie ter hoogte van het
lijnvluchttarief KLM en/of meerdere separate garantverklaringen worden
overlegd. Voor elke aanvullend aangedragen visumaanvrager voor wie de
solvabele derde zich garant wil stellen geldt, dat de solvabele derde
zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan dient te
beschikken.
Indien een solvabele derde zich reeds eerder garant
heeft gesteld voor een visumaanvrager en hij niet of onvoldoende
aannemelijk kan maken dat deze visumaanvrager tijdig is teruggekeerd
naar het land van herkomst of een land waar de toelating is
gewaarborgd, kan dit mede aanleiding vormen de aanvraag voor een visum
kort verblijf af te
wijzen.
Beslissingen op
visumaanvragen
De beslistermijn voor een
aanvraag om een visum kort verblijf is neergelegd in artikel 23
Visumcode. Uitgangspunt is dat er wordt beslist binnen vijftien
kalenderdagen na de datum van indiening van een ontvankelijke aanvraag
(zie artikel 23, eerste lid, Visumcode). In individuele gevallen kan de
beslistermijn worden verlengd tot ten hoogste dertig kalenderdagen (zie
artikel 23, tweede lid, Visumcode) en in uitzonderlijke gevallen kan de
beslistermijn worden verlengd tot ten hoogste zestig dagen (zie artikel
23, derde lid, Visumcode).
Bij een
afwijzende beslissing op een visumaanvraag moeten de redenen van
afwijzing van de aanvraag kenbaar worden gemaakt. Hiervoor dient
gebruik te worden gemaakt van een standaardformulier (bijlage VI
Visumcode) (zie artikel 32, tweede lid,
Visumcode).
Ingevolge artikel 32, derde
lid, Visumcode, staat tegen het afwijzen van een visumaanvraag een
rechtsmiddel open. De nationale wetgeving is hier van toepassing (zie
artikel 32, derde lid,
Visumcode).
|
top |
top |
top |
top |
top |
top |
|