topVc 2000 Deel A - 2 / 6.2.1. Nederlanders en daarmee gelijkgestelde personen
Aannemelijk maken Nederlanderschap
Een persoon die beweert Nederlander te zijn, kan op grond van
artikel 4.7 Vb worden verplicht op een
of andere wijze zijn Nederlanderschap aannemelijk te maken. Zonodig kan, voor
vaststelling van de nationaliteit, contact worden opgenomen met de
bevolkingsadministratie van de gemeente waar de betrokkene zegt te zijn
ingeschreven.
Het bezit van de Nederlandse nationaliteit mag onder meer
worden aangenomen op grond van onderstaande documenten:
- |
een geldig Nederlands document voor
grensoverschrijding; |
- |
een Nederlands laissez-passer waarin de Nederlandse
nationaliteit is vermeld; |
- |
een recent bewijs van Nederlanderschap; |
- |
een bewijs van naturalisatie tot Nederlander; |
- |
een kennisgeving tot verkrijging van het
Nederlanderschap; |
- |
op grond van de Rwn (Stb. 1984, 628); |
- |
op grond van de Toescheidingsovereenkomst
Nederland-Suriname. |
Met Nederlanders gelijkgestelde personen
(Molukkers)
De Wet van 9 september 1976 (Stb. 468) betreffende de positie
van Molukkers (hierna: de Faciliteitenwet) is op 1 januari 1977 in werking
getreden.
Voor de personen die niet onder de Faciliteitenwet vallen, is
de Vw onverkort van toepassing. Voor deze Molukkers gelden de voor
vreemdelingen in het algemeen geldende bepalingen en voorschriften.
Personen op wie de Faciliteitenwet van toepassing is, worden
als Nederlander behandeld en zijn derhalve geen vreemdeling in de zin van de Vw
(zie ook artikel 1, aanhef en onder m,
Vw).
Voor de verkrijging van een behandeling als Nederlander en een
beschrijving van de documenten, waarmee Molukkers de behandeling als
Nederlander dienen aan te tonen, wordt verwezen naar de Handleiding voor de
toepassing van de Rwn.
Voorschriften inzake Nederlanders en daarmee
gelijkgestelde personen
Nederlanders moeten de aanwijzingen van de
grensbewakingsambtenaren in acht nemen (zie artikel 4.6 Vb). Nederlanders moeten desgevorderd hun
document voor grensoverschrijding tonen en overhandigen of op andere wijze hun
Nederlanderschap aannemelijk maken (zie artikel
4.7 Vb).
De verplichtingen omschreven in artikel 4 Vw en de artikelen 4.8 tot en met 4.14 Vb (verplichtingen voor
vervoerders) zijn eveneens van toepassing op Nederlanders.
Aan Nederlanders en daarmee gelijkgestelde personen kan de
toegang niet worden geweigerd. Dit geldt ook wanneer het paspoort of de
identiteitskaart is vervallen of de nationaliteit van de houder wordt betwist
(zie artikel 8.10 Vb). Zoals is
aangegeven in A2/5.5.1, dient in het
geval het voornemen bestaat om de toegang te weigeren aan een persoon die zich
er op beroept Nederlander (of een daarmee gelijkgestelde persoon) te zijn,
eerst contact op te worden genomen met de IND.
Procedure vervallen en inhouding
grensoverschrijdingsdocument
Indien het document voor grensoverschrijding van een
Nederlander is vervallen, vindt in beginsel geen controle plaats in het kader
van de Vw. Slechts wanneer het vermoeden bestaat dat betrokkene vreemdeling is,
kan hiervan sprake zijn en kan betrokkene op grond van
artikel 4.7 Vb worden verzocht zijn
Nederlanderschap aannemelijk te maken door het tonen van reis- of
identiteitspapieren of op andere wijze.
Indien het document voor grensoverschrijding van een
Nederlander is vervallen, dient het op grond van de Paspoortwet te worden
ingehouden. Dit is onder meer het geval indien de geldigheidsduur is
verstreken. Het is niet toegestaan naar het buitenland te reizen met een
Nederlands document voor grensoverschrijding (paspoort, toeristenkaart) waarvan
de geldigheidsduur is verstreken.
Voor wat betreft de ambtenaren van de
KMar is een en ander vastgelegd in de artikelen 30 en 32
Paspoortuitvoeringsregeling KMar.
De volgende situaties zijn denkbaar (dit is geen limitatieve
opsomming):
- |
uit het document zelf blijkt dat het van rechtswege is
vervallen, omdat de geldigheidsduur is verstreken of het is gewijzigd door de
houder zonder echt frauduleuze bedoelingen; |
- |
uit het document zelf blijkt dat het kan worden
ingehouden, omdat het is beschadigd of het van een niet langer gelijkende
pasfoto is voorzien; |
- |
de personalia van de houder zijn in het OPS vermeld ter
inhouding van zijn/haar document voor grensoverschrijding. In het OPS wordt dit
aangegeven met de vermelding 'PASP'. |
Uitsluitend documenten die zijn ingeleverd wegens het
verstrijken van de geldigheidsduur kunnen onbruikbaar worden gemaakt (zie
artikel 32, vierde en vijfde lid, Paspoortuitvoeringsregeling KMar) en aan de
houder worden teruggegeven. Ten behoeve van de kennisgeving aan de Minister van
BZK is een apart standaardformulier ontworpen.
Indien een document voor grensoverschrijding wordt ingehouden
in de gevallen als bedoeld onder b, dan wel indien het een ingeleverd of
gevonden document voor grensoverschrijding betreft, wordt het document per
aangetekende post en met een begeleidende brief doorgezonden aan de
burgemeester van de woonplaats van de houder. De begeleidende brief vermeldt de
volgende gegevens:
- |
naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en
woonplaats van de houder; |
- |
het nummer van het document voor grensoverschrijding; |
- |
de autoriteit die het document voor grensoverschrijding
heeft verstrekt en het einde van de geldigheidsduur die in het document is
vermeld; |
- |
de datum en de reden van inhouding of inlevering van het
document voor grensoverschrijding. |
Er wordt terstond contact opgenomen met het Ministerie van BZK
indien:
- |
de houder niet in Nederland woonachtig is of geen bekende
woonplaats heeft; |
- |
de personalia van de houder in het OPS vermeld staan met
de aanduiding 'PASP'; |
- |
het een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort
betreft. |
De houder van het ingehouden of ingeleverde document voor
grensoverschrijding wordt een ontvangstbewijs verstrekt.
|