TERUG naar Overzicht van Vc 2000 en Vc 2013
In onderstaande tabel staat in de linker kolom de tekst van de bepaling zoals die momenteel luidt in Vc 2013.
In de rechter kolom staat de oorspronkelijke tekst zoals die (in verschillende bepalingen) in de Vc 2000 voorkwam.
Vc 2013

Vc 2013 - A2 / 10.3. Meldplicht

De Korpschef van de verblijfplaats van de vreemdeling informeert de vreemdeling na ondertekening van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, dat op hem, in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag, een meldplicht rust (zie artikel 54, eerste lid, onder f, Vw juncto artikel 4.51, eerste lid, onder b, Vb). De vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend, wordt een meldplicht opgelegd door gebruik te maken van het model M117-A. Het model M117-A dient ook als proces-verbaal van uitreiking van de meldplicht aan de vreemdeling.

Een onderdaan van de EU, EER of Zwitserland hoeft geen melding te maken van zijn aanwezigheid in Nederland. Een onderdaan van de EU, EER of Zwitserland moet zich in de vierde maand na binnenkomst in Nederland melden bij de IND voor de inschrijving in de vreemdelingenadministratie (zie paragraaf B10/2.5.2 Vc).

De Korpschef:

  • moet aan een vreemdeling een beschikking uitreiken als hij de vreemdeling een periodieke meldplicht oplegt;

  • moet de vreemdeling wijzen op wijzigingen over zijn meldplicht;

  • mag de ontheffing van de meldplicht beëindigen als ontheffing niet langer gewenst is;

  • mag naar eigen oordeel afwijken van de instructies voor oplegging of ontheffing van de meldplicht.

  • Bij de oplegging of ontheffing van de meldplicht gelden voor de Korpschef de volgende instructies.

    De Korpschef verleent in ieder geval in de volgende situaties geen (of niet langer) ontheffing van de meldplicht aan de vreemdeling:

  • bij een aanvraag in eerste aanleg voor een verblijfsvergunning waarover de Korpschef niet inwilligend heeft geadviseerd;

  • als voor het vreemdelingentoezicht ontheffing van de meldplicht niet (of niet langer) gewenst is;

  • de vreemdeling niet langer in Nederland mag verblijven. Voor deze vreemdeling geldt de meldplicht zolang de finale vertrektermijn nog niet is verstreken.

  • De Korpschef verleent aan een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend uitsluitend in de volgende situaties ontheffing van de meldplicht:

  • tijdens het afwachten van de beslissing in eerste aanleg van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in overleg met de IND;

  • als de vreemdeling minderjarig is beneden de leeftijd van twaalf jaar en geen Amv is.

  • Na afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft de vreemdeling tijdens de ontruimingsprocedure de plicht zich wekelijks te melden bij de Korpschef. De Korpschef laat de vreemdeling hiervoor in het bezit van het W-document.

    De Korpschef vordert de vreemdeling aan wie een periodieke meldplicht is opgelegd en die zich twee achtereenvolgende keren niet heeft gehouden aan de periodieke meldplicht, om in persoon gegevens te verstrekken over de onttrekking aan de periodieke meldplicht. Als de vreemdeling niet reageert, mag de Korpschef concluderen dat de vreemdeling Nederland heeft verlaten of zich definitief aan het toezicht heeft onttrokken en meldt de vreemdeling af in de vreemdelingenadministratie.

    Voor vreemdelingen die in een opvangvoorziening verblijven, laat de Korpschef een adrescontrole door de politie uitvoeren. De politie moet het daadwerkelijke vertrek van de vreemdeling vaststellen. De Korpschef mag concluderen dat de vreemdeling definitief is vertrokken als dat onomstotelijk vast is komen te staan. De Korpschef moet de IND en de DT&V over het (veronderstelde) vertrek van een vreemdeling informeren door middel van een model M100.

    Vc 2000
    A3/7.6.1Verblijf langer dan drie maanden
    A3/7.7.1.1 Algemeen
    A3/7.7.1.2 Ontheffing en termijnstelling
    A3/7.7.1.3 Stellen van aantekeningen
    A3/7.7.2 Individuele verplichting tot periodieke aanmelding

    top

    Vc 2000 Deel A - 3 / 7.6.1. Verblijf langer dan drie maanden

    Zie artikel 4.47 Vb. De vreemdeling die rechtmatig verblijft gedurende de vrije termijn bedoeld in artikel 12 Vw, zolang het verblijf van de vreemdeling bij of krachtens dat artikel is toegestaan, en die naar Nederland is gekomen voor een verblijf van langer dan drie maanden is verplicht zich binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aan te melden bij de Korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente waar hij verblijft is gelegen. Voor de berekening van het verblijf worden voorgaande verblijven in Nederland binnen een tijdvak van zes maanden onmiddellijk voorafgaande aan de binnenkomst mede in aanmerking genomen.

    In het algemeen rust de aanmeldplicht op de vreemdeling zelf. Een uitzondering op deze regel bestaat voor kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar. Degenen bij wie deze kinderen wonen of verblijven, zijn in dit geval tot aanmelding verplicht. Dit kan derhalve ook een Nederlander zijn.

    De verplichting tot aanmelding (dat wil zeggen: melding van hun aanwezigheid hier te lande) geldt niet voor EU-/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen. Wel geldt dat zij zich in de vierde maand na binnenkomst dienen te melden bij de IND ter inschrijving in de vreemdelingenadministratie (en daarmee in de BVV) (zie B10).

    Na aanmelding wordt in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling daarvan een aantekening gesteld (zie artikel 4.29, eerste lid, onder a, juncto 4.30, eerste lid, Vb). Daarbij wordt gebruik gemaakt van een speciale sticker (zie bijlage 7 bij het VV). In een aantal gevallen dient deze aantekening op een afzonderlijk inlegblad te worden gesteld (zie artikel 4.29, derde lid, Vb).

    top

    Vc 2000 Deel A - 3 / 7.7.1.1. Algemeen

    Periodieke aanmelding bij de Korpschef van het regionale politiekorps waaronder de gemeente van verblijf van de vreemdeling is gelegen, is verplicht voor de vreemdeling:

    -

    die geen rechtmatig verblijf heeft, in afwachting van de feitelijke mogelijkheid tot vertrek of uitzetting of;

    -

    die rechtmatig verblijf heeft in afwachting van een beslissing op een aanvraag tot het verlenen, verlengen van de geldigheidsduur of wijziging van de beperking van een verblijfsvergunning, of de beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift, terwijl uitzetting achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag c.q. het bezwaar- of beroepschrift is beslist.

    De vreemdeling dient zich wekelijks te melden, tenzij de Korpschef een andere termijn stelt.

    De verplichting geldt niet voor onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland, alsmede vreemdelingen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd.

    Bij aanvang van de procedure tot het verlenen van een verblijfsvergunning dient de vreemdeling er door de Korpschef op te worden gewezen dat op hem, hangende de beslissing op zijn aanvraag een meldplicht rust (zie artikel 54, eerste lid, onder f, Vw juncto artikel 4.51, eerste lid, onder b, Vb). Bij asielzoekers geschiedt het vorenstaande door middel van het model M117-A. Dit model doet tevens dienst als proces-verbaal van uitreiking. Het gaat hier in beginsel om een op grond van artikel 4.51, tweede lid, Vb wekelijkse meldplicht.

    top

    Vc 2000 Deel A - 3 / 7.7.1.2. Ontheffing en termijnstelling

    De Korpschef kan ontheffing van de meldplicht verlenen. Voorts kan hij een andere meldingstermijn dan de wekelijkse aan de meldplicht verbinden. Indien de Korpschef van mening is dat ontheffing niet langer gewenst is, kan hij de ontheffing beéindigen. De vreemdeling dient steeds op hem aangaande wijzigingen betreffende de meldplicht te worden gewezen.

    Ten aanzien van asielzoekers geldt dat ontheffing van de meldplicht gedurende het afwachten van de beslissing in eerste aanleg alleen wordt verleend in overleg met de IND. Voorts zijn niet Amv's beneden de leeftijd van twaalf jaar ontheven van de meldplicht.

    Gezien de wenselijkheid van een uniforme, landelijke toepassing gelden in beginsel de volgende aanwijzingen voor de Korpschef bij de oplegging of ontheffing van de meldplicht. In bijzondere omstandigheden, te beoordelen door de Korpschef, kan de Korpschef afwijken van het onderstaande.

    Aanleiding om ontheffing te verlenen bestaat in zijn algemeenheid indien het de vreemdeling is toegestaan om de beslissing op zijn aanvraag in eerste aanleg hier in Nederland af te wachten (uitzondering: negatief advies en asielzoekers, zie hierna).

    De gedachte hierachter is dat daar waar de directe nabijheid van de vreemdeling minder noodzakelijk is (bijvoorbeeld voor het vragen van nadere informatie voor de afhandeling van zijn aanvraag), een minder streng toezichtsregime, met name met betrekking tot de meldplicht, kan worden toegepast.

    Aanleiding om een maandelijkse meldplicht op te leggen bestaat in zijn algemeenheid:

    -

    indien het de vreemdeling is toegestaan om een verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland af te wachten; en

    -

    indien de aanvraag in eerste aanleg niet is ingewilligd, maar het de vreemdeling is toegestaan de beslissing op een eventueel bezwaar- of beroepschrift in Nederland af te wachten.

    De gedachte hierachter is dat een zeker toezichtsregime met betrekking tot de meldplicht wenselijk is, gezien de verwachting dat het de vreemdeling uiteindelijk niet zal worden toegestaan in Nederland te blijven. In verband met de bij bovengenoemde categorieén minder grote noodzaak om de vreemdeling voortdurend nabij te hebben (bijvoorbeeld voor het vragen van nadere informatie voor de afhandeling van zijn aanvraag), kan evenwel een ruimere - lees maandelijkse - meldingstermijn worden gesteld.

    Geen aanleiding om (nog langer) ontheffing te verlenen bestaat in zijn algemeenheid indien;

    -

    het aanvragen in eerste aanleg betreft waarover de Korpschef niet inwilligend heeft geadviseerd;

    -

    daartoe mede uit het oogpunt van vreemdelingentoezicht aanleiding bestaat (bijvoorbeeld openbare orde gevallen);

    -

    het de vreemdeling niet langer is toegestaan in Nederland te verblijven.

    De meldplicht voor de laatstgenoemde categorie (definitieve aanzegging tot vertrek) geldt zolang de finale vertrektermijn nog niet is verstreken. Voor asielzoekers geldt daarbij evenwel het volgende: de uitgeprocedeerde asielzoeker wordt, zolang de opvangvoorzieningen nog niet zijn beéindigd, in het bezit gelaten van het W-document. Derhalve blijft voor een dergelijke vreemdeling de wekelijkse meldplicht gelden zolang de ontruimingsprocedure voortduurt.

    top

    Vc 2000 Deel A - 3 / 7.7.1.3. Stellen van aantekeningen

    Ten bewijze van het opleggen en het voldoen aan de verplichting tot periodieke aanmelding wordt daarvan in het reisdocument van de vreemdeling een aantekening gesteld als volgt:

  • bij de eerste aanmelding wordt de voorgeschreven aantekening over aanmelding in het paspoort geplaatst (zie artikel 4.10 VV);

  • bij de volgende aanmeldingen kan worden volstaan met aantekening van de datum daarvan, welke aantekening van een paraaf wordt voorzien;

  • verleent de Korpschef ontheffing van de verplichting tot periodieke aanmelding, of stelt hij een andere termijn, dan stelt hij in het document voor grensoverschrijding de daaromtrent voorgeschreven aantekening door gebruik te maken van de sticker voor verblijfsaantekeningen (zie artikel 4.14 VV).

    In afwijking van het bovenstaande wordt een asielzoeker in de opvanglocatie in het bezit gesteld van een registratiekaart meldplicht asielzoekers (zie C12/5.4).

    top

    Vc 2000 Deel A - 3 / 7.7.2. Individuele verplichting tot periodieke aanmelding

    De Minister kan op grond van artikel 54, tweede lid, Vw aan een vreemdeling een individuele verplichting tot periodieke aanmelding bij de Korpschef opleggen. Deze maatregel kan alleen worden opgelegd als dat naar het oordeel van de Minister in het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid nodig is.

    De verplichting kan worden opgelegd aan alle hier te lande verblijvende vreemdelingen, dus ook hen, die hier te lande rechtmatig verblijven op grond van artikel 8 Vw.

    Bij de toepassing van deze maatregel geeft de Minister terzake een beschikking af. Op grond van artikel 75, aanhef en onder a, Vw kan tegen deze beschikking geen bezwaar worden gemaakt. De vreemdeling kan tegen deze beschikking rechtstreeks in beroep gaan bij de rechtbank.

    Omtrent het opleggen van de verplichting wordt door de Korpschef de bij artikel 4.29, eerste lid, onder e, Vb voorgeschreven aantekening in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling gesteld, met dien verstande dat in de gevallen, omschreven in het derde lid van artikel 4.29 Vb, de aantekening geschiedt op een afzonderlijk inlegblad.

    top
    top
    top