topVc 2000 Deel A - 3 / 6.3. Binnentreden zonder toestemming van de bewoner
Voor het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner is ingevolge artikel 2, eerste lid, Algemene wet op het binnentreden een schriftelijke machtiging vereist. De machtiging wordt zo mogelijk bij het binnentreden getoond. In de leden 1 en 3 van artikel 2 Algemene wet op het binnentreden zijn enige uitzonderingen opgenomen op de verplichting om te beschikken over een schriftelijke machtiging, maar deze uitzonderingen doen zich in het geval van binnentreden op grond van de Vw normaliter niet voor.
Bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden zijn onder meer de officieren en hulpofficieren van justitie. De machtiging die wordt verleend voor het binnentreden op grond van de Vw zal gewoonlijk worden gegeven voor het binnentreden in één in de machtiging te noemen woning. Zo nodig kan worden bepaald dat de machtiging tevens zal gelden voor ten hoogste drie andere afzonderlijk te noemen woningen.
Degene die zonder toestemming van de bewoner in een woning is binnengetreden, maakt daarvan op zijn ambtseed of -belofte een schriftelijk verslag op. Voor wat betreft de inhoud van het verslag wordt verwezen naar artikel 10, tweede lid, onder a tot en met g, Algemene wet op het binnentreden. Indien krachtens een machtiging is binnengetreden wordt het verslag uiterlijk op de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden toegezonden aan de degene die de machtiging heeft gegeven. Indien dit een hulpofficier van justitie is, dan wordt het verslag ook aan de officier van justitie verzonden. Een afschrift van het verslag wordt op de hiervoor bedoelde dag toegezonden of uitgereikt aan de bewoner. Indien het niet mogelijk is het afschrift toe te zenden of uit te reiken dan
wordt het verslag gedurende zes maanden voor de bewoner beschikbaar gehouden.
|