topVc 2000 Deel A - 4 / 9.2. Verhaal van kosten op de vreemdeling
De noodzakelijke kosten van uitzetting die ten laste komen van de Staat of andere openbare lichamen kunnen op de vreemdeling zelf worden verhaald (zie artikel 66 Vw, juncto artikel 6.4 Vb). Voorzover deze minderjarig is, kunnen deze kosten worden verhaald op diegenen die het wettig gezag over hem uitoefenen. Aangezien het effectueren van deze verhaalsbevoegdheid niet tegen de uitdrukkelijke wil van de vreemdeling mag plaatsvinden, dient de vreemdeling een verklaring te ondertekenen waaruit blijkt dat hij geen bezwaar heeft tegen invordering van de noodzakelijke kosten van uitzetting door de vreemdelingenpolitie. Indien de vreemdeling wel bezwaar heeft tegen de effectuering van de verhaalsbevoegdheid dan kan de weg bewandeld worden om deze verhaalsbevoegdheid juridisch af te dwingen (civiele procedure). Voor de te volgen procedure kan contact opgenomen worden met de IND.
Indien de vreemdeling zelf niet in staat is de kosten te voldoen, dient te worden nagegaan of door of ten behoeve van hem een passagebiljet, een garantiesom of een waarborgsom werd gedeponeerd of een garantverklaring werd afgegeven (zie A2/4.2.3.2 en B1/2.6.1). In een dergelijk geval kunnen deze gelden of biljetten worden aangewend voor de betaling van de kosten van de verwijdering of zal de garantsteller worden aangesproken om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Indien het vreemdelingen betreft op wie het beleid ten aanzien van slachtoffers van mensenhandel van toepassing is (zie B9), dient het verhaal van kosten steeds in overleg met de IND te gebeuren.
Op grond van voor Nederland verbindende verdragsbepalingen is verhaal van kosten op de uit te zetten vreemdeling zelf niet geoorloofd, indien het onderdanen betreft van een der landen aangesloten bij het Europese Verdrag betreffende sociale en medische bijstand in de gevallen bedoeld in artikel 8 juncto artikel 7 van dat Verdrag (zie B11).
|