Vc 2013
Vc 2013 - A5 / 3.1. Gronden voor vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw
Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat een gezin met één of meer minderjarigen binnen twee weken wordt uitgezet, mag aan een gezin met één of meer minderjarigen dat de toegang is geweigerd vrijheidsontneming op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw worden opgelegd.
Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat het vertrek niet binnen twee weken wordt gerealiseerd wordt in beginsel volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, Vw.
De ambtenaar belast met grensbewaking legt een vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw op bij beschikking model M19. De ambtenaar belast met grensbewaking moet een afschrift van de beschikking model M19 uitreiken aan de vreemdeling. De inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank moet in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld. Bij aanwijzing van een andere ruimte of plaats moet een nieuwe beschikking model M19 worden gemaakt waarbij de inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld.
De ambtenaar belast met grensbewaking hoeft geen nieuwe beschikking model M19 te maken als tijdelijke overplaatsing van de vreemdeling nodig is om redenen die voortvloeien uit toepassing van de Vw. Ook het vervoer naar de aangewezen ruimte of plaats valt onder beschikking model M19.
Als er redenen zijn om de vrijheidsontnemende maatregel met maximaal twaalf maanden te verlengen, moet de vreemdeling voor het verstrijken van de maximale bewaringsduur van zes maanden schriftelijk op de hoogte worden gesteld van dit besluit. De DT&V maakt het verlengingsbesluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit.
Voor het opheffen van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw, moet de ambtenaar belast met de grensbewaking gebruik maken van Model M113. Van model M113 moet altijd:
het origineel van dit formulier in het archief worden opgeborgen en een afschrift wordt aan de vreemdeling uitgereikt; |
een kopie worden verzonden naar de IND en de DT&V. |
Voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 6, eerste lid, Vw geldt geen regime.
|
Vc 2000
A6/2.4 | De toepassing |
A6/2.5 | De vorm |
A6/2.7 | De duur |
| |
| |
| |
| |
| |
|
topVc 2000 Deel A - 6 / 2.4. De toepassing
Artikel 6, eerste lid, Vw geeft
aan dat aan de vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland is
geweigerd, de verplichting opgelegd kan worden om zich op te houden in
een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of
plaats. Deze ruimte kan ingevolge het tweede lid worden beveiligd tegen
ongeoorloofd vertrek. Het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel
is in ieder geval geïndiceerd wanneer naar het oordeel van de
ambtenaar belast met de grensbewaking aanwijzingen bestaan dat de
vreemdeling zich niet zal houden aan de aanwijzing om zich op te houden
in de bedoelde ruimte of plaats en/of omdat aspecten van openbare orde
of nationale veiligheid dit vorderen. Ten aanzien van vreemdelingen die
een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel
indienen of hebben ingediend, wordt verwezen naar A6/2.5 en C9/2.1.1.1
en 2.1.1.2. De vrijheidsbeneming zal dan een aanvang nemen in een
gebouw van de grensdoorlaatpost of een politiebureau. Daarna zal de
vreemdeling met een nieuwe beschikking geplaatst moeten worden in een
inrichting waar het Reglement grenslogies
(Stb.
1993, nr. 45) van toepassing is. Dient deze vreemdeling een
aanvraag om een verblijfsvergunning asiel in dan dient gehandeld te
worden zoals hierna
vermeld.
Verstekelingen (met uitzondering
van de asielzoekers) dienen zoveel mogelijk geplaatst te worden aan
boord van het schip waarvan zij afkomstig zijn. Deze plaatsing
geschiedt op grond van artikel 5, tweede lid en artikel 65
Vw.
Asielzoekers
(AC Schiphol-procedure)
De vreemdeling aan wie de
toegang is geweigerd en die een aanvraag om een verblijfsvergunning
asiel indient, kan de maatregel van artikel 6, eerste en/of tweede lid,
Vw opgelegd worden. Voor de toepassing van deze maatregel bij deze
categorie vreemdelingen wordt verwezen naar C9/2.1.1.1 en
2.1.1.2. Dublinclaimanten
De
weigering van toegang strekt zich niet enkel uit tot de verdere inreis
in Nederland, doch ook tot de verdere inreis in het overige
Schengengebied. Voor een toelichting op de situatie waarbij een
asielzoeker de toegang geweigerd wordt, terwijl tegelijkertijd op grond
van de Verordening 343/2003 een verzoek tot overname van de
asielaanvraag ingediend wordt bij een andere staat, wordt verwezen naar
A2/5.5.6. Aan Dublinclaimanten aan wie de toegang niet geweigerd kan
worden, wordt de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 55 Vw
opgelegd of, indien aan de voorwaarden daarvan wordt voldaan, de
maatregel van artikel 59
Vw.
Gezinnen
met minderjarige kinderen
Aan een gezin met
één of meer minderjarige kinderen dat de toegang is geweigerd
kan een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en
tweede lid, Vw worden opgelegd indien aanleiding bestaat om aan te
nemen dat het vertrek binnen twee weken kan worden gerealiseerd. Gelet
op het belang van de grensbewaking en de mogelijkheid van het
realiseren van het vertrek op korte termijn is het dan noodzakelijk dat
de beschikbaarheid van het gezin is gegarandeerd. Om die reden is het
opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel aan het gezin in beginsel
geïndiceerd. Indien het vertrek naar het oordeel van de ambtenaar
belast met de grensbewaking niet binnen twee weken kan worden
gerealiseerd zal in beginsel worden volstaan met het opleggen van een
vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid,
Vw.
Indien tenminste één van de gezinsleden een
asielaanvraag indient en deze aanvraag binnen de algemene
asielprocedure kan worden afgedaan, zal de vrijheidsontnemende
maatregel worden toegepast gedurende de asielprocedure. Zie C9/2.1.1.1
en 2.1.1.2 voor de toepassing van de maatregel op grond van artikel 6,
eerste of tweede lid, Vw bij vreemdelingen die de toegang tot Nederland
zijn geweigerd en die een asielaanvraag indienen. Zie A6/2.7 voor de
duur van de maximale termijn die geldt bij vrijheidsontneming van
gezinnen met minderjarige
kinderen.
|
topVc 2000 Deel A - 6 / 2.5. De vorm
Het opleggen van een vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw geschiedt bij beschikking model M19. De bevoegde ambtenaar dient een afschrift daarvan uit te reiken aan de vreemdeling, waarbij de inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de rechtbank in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem moeten worden meegedeeld. Bij aanwijzing van een andere ruimte of plaats dient steeds een nieuwe beschikking te worden gemaakt. Als echter om redenen die voortvloeien uit de toepassing van de Vw, zoals het afnemen van een gehoor of om medische redenen, tijdelijke overplaatsing (afhankelijk van feiten of omstandigheden, in beginsel ten hoogste 48 uur)
van de vreemdeling vanuit de justitiéle inrichting of een andere plaats van onderbrenging naar een andere ruimte of plaats nodig is (bijvoorbeeld van een grenslogies naar het AC), dan is de geldende plaatsingsbeschikking van toepassing. Ook het transport naar de aangewezen ruimte of plaats valt onder de gegeven beschikking. In deze gevallen hoeft geen nieuwe plaatsingsbeschikking gemaakt te worden.
|
topVc 2000 Deel A - 6 / 2.7. De duur
Conform artikel 59 Vw kan de maatregel, zoals bedoeld in artikel 6 Vw, niet langer dan zes maanden duren. De maatregel kan ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd indien:
|
de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting, of |
|
de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt. |
De maatregel en de duur daarvan zal, mede gelet op het bepaalde in artikel 94 Vw, binnen 42 dagen getoetst worden door de rechtbank. De rechtbank zal alsdan toetsen of de maatregel voldoet aan het gestelde doel en of de maatregel bij afweging van alle belangen gerechtvaardigd is.
Verlengen van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw
Indien redenen aanwezig zijn om de vrijheidsontnemende maatregel met maximaal 12 maanden te verlengen, dient de vreemdeling voor het verstrijken van de zes maanden hiervan schriftelijk op de hoogte te worden gesteld. De DT&V stelt dit besluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit. Tegen deze beslissing kan beroep worden ingesteld. Zie A6/6.2.1. Op deze termijnstelling is de Algemene Termijnenwet niet van toepassing. Uiteraard kan het tijdvak van vreemdelingenbewaring op grond van artikel 59, eerste lid Vw langer zijn dan 18 maanden indien de vreemdeling gedurende de bewaring rechtmatig verblijf gehad op één van de gronden genoemd in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b Vw. Uit artikel 59, vierde lid van de Vw volgt dat de termijn hierdoor - per doorlopen aanvraag - met maximaal vier weken ingeval het betreft een aanvraag als bedoedl in artikel 14 Vw betreft, of zes weken in geval het betreft een aanvraag als bedoeld in artikel 29 Vw.
Gezinnen met minderjarige kinderen
Indien een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede
lid, Vw aan een gezin met minderjarige kinderen is opgelegd geldt een maximale duur van twee weken. Indien de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw is opgelegd en een asielaanvraag is ingediend, terwijl deze aanvraag binnen de algemene asielprocedure wordt afgedaan zal de vrijheidsontnemende maatregel kunnen worden toegepast gedurende de asielprocedure (zie C9/2.1.1.1 en
2.1.1.2 voor de toepassing van artikel 6 Vw gedurende de algemene asielprocedure). De maatregel kan dan voortduren tot uiterlijk twee weken gerekend vanaf het moment dat het gezin verwijderbaar is geworden. Ingeval er om een voorlopige voorziening is verzocht, waarvan de behandeling in Nederland mag worden afgewacht, betekent dit dat de maatregel mag voortduren tot uiterlijk twee weken nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het verzoek.
De maximale termijn van de vrijheidsontneming mag slechts worden overschreden indien door toedoen van (één van) de gezinsleden een binnen de hier bedoelde termijn geplande uitzetting geen doorgang kan vinden. Hiervan is sprake indien de uitzetting niet mogelijk is gebleken door fysiek verzet van de vreemdeling dan wel indien de vreemdeling in bewaring een nieuwe procedure start met als kennelijk doel de uitzetting te belemmeren.
|
top |
top |
top |
top |
top |
|