topVc 2000 Deel A - 6 / 2.4. De toepassing
Artikel 6, eerste lid, Vw geeft
aan dat aan de vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland is
geweigerd, de verplichting opgelegd kan worden om zich op te houden in
een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of
plaats. Deze ruimte kan ingevolge het tweede lid worden beveiligd tegen
ongeoorloofd vertrek. Het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel
is in ieder geval geïndiceerd wanneer naar het oordeel van de
ambtenaar belast met de grensbewaking aanwijzingen bestaan dat de
vreemdeling zich niet zal houden aan de aanwijzing om zich op te houden
in de bedoelde ruimte of plaats en/of omdat aspecten van openbare orde
of nationale veiligheid dit vorderen. Ten aanzien van vreemdelingen die
een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel
indienen of hebben ingediend, wordt verwezen naar A6/2.5 en C9/2.1.1.1
en 2.1.1.2. De vrijheidsbeneming zal dan een aanvang nemen in een
gebouw van de grensdoorlaatpost of een politiebureau. Daarna zal de
vreemdeling met een nieuwe beschikking geplaatst moeten worden in een
inrichting waar het Reglement grenslogies
(Stb.
1993, nr. 45) van toepassing is. Dient deze vreemdeling een
aanvraag om een verblijfsvergunning asiel in dan dient gehandeld te
worden zoals hierna
vermeld.
Verstekelingen (met uitzondering
van de asielzoekers) dienen zoveel mogelijk geplaatst te worden aan
boord van het schip waarvan zij afkomstig zijn. Deze plaatsing
geschiedt op grond van artikel 5, tweede lid en artikel 65
Vw.
Asielzoekers
(AC Schiphol-procedure)
De vreemdeling aan wie de
toegang is geweigerd en die een aanvraag om een verblijfsvergunning
asiel indient, kan de maatregel van artikel 6, eerste en/of tweede lid,
Vw opgelegd worden. Voor de toepassing van deze maatregel bij deze
categorie vreemdelingen wordt verwezen naar C9/2.1.1.1 en
2.1.1.2. Dublinclaimanten
De
weigering van toegang strekt zich niet enkel uit tot de verdere inreis
in Nederland, doch ook tot de verdere inreis in het overige
Schengengebied. Voor een toelichting op de situatie waarbij een
asielzoeker de toegang geweigerd wordt, terwijl tegelijkertijd op grond
van de Verordening 343/2003 een verzoek tot overname van de
asielaanvraag ingediend wordt bij een andere staat, wordt verwezen naar
A2/5.5.6. Aan Dublinclaimanten aan wie de toegang niet geweigerd kan
worden, wordt de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 55 Vw
opgelegd of, indien aan de voorwaarden daarvan wordt voldaan, de
maatregel van artikel 59
Vw.
Gezinnen
met minderjarige kinderen
Aan een gezin met
één of meer minderjarige kinderen dat de toegang is geweigerd
kan een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en
tweede lid, Vw worden opgelegd indien aanleiding bestaat om aan te
nemen dat het vertrek binnen twee weken kan worden gerealiseerd. Gelet
op het belang van de grensbewaking en de mogelijkheid van het
realiseren van het vertrek op korte termijn is het dan noodzakelijk dat
de beschikbaarheid van het gezin is gegarandeerd. Om die reden is het
opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel aan het gezin in beginsel
geïndiceerd. Indien het vertrek naar het oordeel van de ambtenaar
belast met de grensbewaking niet binnen twee weken kan worden
gerealiseerd zal in beginsel worden volstaan met het opleggen van een
vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid,
Vw.
Indien tenminste één van de gezinsleden een
asielaanvraag indient en deze aanvraag binnen de algemene
asielprocedure kan worden afgedaan, zal de vrijheidsontnemende
maatregel worden toegepast gedurende de asielprocedure. Zie C9/2.1.1.1
en 2.1.1.2 voor de toepassing van de maatregel op grond van artikel 6,
eerste of tweede lid, Vw bij vreemdelingen die de toegang tot Nederland
zijn geweigerd en die een asielaanvraag indienen. Zie A6/2.7 voor de
duur van de maximale termijn die geldt bij vrijheidsontneming van
gezinnen met minderjarige
kinderen.
|