topVc 2000 Deel A - 6 / 6.2.3. Behandeling van de kennisgeving/het 1e beroep door de rechtbank
In
artikel 94, lid 2 Vw is voorgeschreven dat de rechtbank onmiddellijk
het tijdstip van het onderzoek ter zitting bepaalt. De zitting vindt
uiterlijk op de 14e dag na ontvangst van het beroepschrift of de
kennisgeving plaats. De rechtbank roept de vreemdeling op om in persoon
dan wel in persoon bij raadsman te verschijnen om te worden gehoord.
Tevens roept de rechtbank de gemachtigde van de Minister op. Tijdens
dit onderzoek ter zitting kan de vreemdeling zich alleen doen bijstaan
door een raadsman. Als raadsman wordt slechts toegelaten een in
Nederland ingeschreven advocaat of een rechtshulpverlener die in dienst
is van de SRA, indien deze persoon aan de daarvoor gestelde eisen
voldoet (zie artikel 98, derde lid, Vw).
De rechtbank
doet mondeling ter zitting of schriftelijk uitspraak. De schriftelijke
uitspraak wordt binnen zeven dagen na de sluiting van het onderzoek
gedaan.
Indien de rechtbank de toepassing
of de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel
onrechtmatig acht, verklaart zij het beroep gegrond. In dat geval
beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van
de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Ook kan de rechtbank
schadevergoeding toekennen (zie hierna
A6/6.4).
De griffier van de rechtbank
zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van de uitspraak aan de
vreemdeling of zijn advocaat en aan de IND. De IND informeert
vervolgens de DT&V. De DT&V geeft aan hoe verder ten aanzien
van de vreemdeling gehandeld moet worden. Een opheffing van de
vrijheidsontnemende maatregel kan enkel geschieden na overleg met de
DT&V en eventueel met de IND, gelet op het eventueel in te dienen
hoger beroep of het verzoeken om een voorlopige
voorziening.
Indien uit informatie van de
rechtbank blijkt dat de vrijheidsontnemende maatregel onmiddellijk
dient te worden opgeheven, informeert de IND onverwijld de DT&V. De
maatregel dient onverwijld door een daartoe bevoegd ambtenaar van de
Vreemdelingenpolitie, de Kmar of de DT&V te worden opgeheven onder
gebruikmaking van het Model M113. De vreemdeling wordt dus niet zonder
voorafgaande opheffing heengezonden. Indien in de inrichting waar de
vreemdeling zich bevindt geen tot opheffing bevoegde ambtenaar aanwezig
is, kan een wel bevoegde ambtenaar een schriftelijk verzoek om
invrijheidstelling richten aan de directeur, vergezeld van een Model
M113. Voorts kan de directeur van de inrichting verzocht worden om de
vreemdeling een mededeling te doen omtrent melding of vertrek. Een
afschrift van het opheffingsbewijs (zie Model M113) dient naar de
DT&V te worden
verzonden.
|